Door: Remmelt Kruize en Bram van Gendt

Martin Bosma, de huidige voorzitter van de Tweede Kamer, mag van veel mensen uit de Caribische en Surinaamse gemeenschap niet aanwezig zijn bij de herdenking van het slavernijverleden op 1 juli, beter bekend als ‘Keti Koti’. Deze signalen komen van briefschrijvers aan de Tweede Kamer en het Nationaal Instituut Nederlands Slavernijverleden en Erfenis (NiNsee). De brief is ondertekend door organisaties zoals The Black Archives, Vereniging Ons Suriname, Theater voor Keti Koti, Anton de Kom Stichting en Patta, maar ook door prominenten uit de zwarte gemeenschap, zoals Sylvana Simons, Glenn Helberg, Lilian Gonçalves-Ho Kang You, Babs Gons, Mitchell Esajas en Saundra Williams. Het is niet verwonderlijk dat Bosma kritiek krijgt op zijn wens om bij Keti Koti aanwezig te zijn. Hij heeft zijn tijd als Kamerlid besteed aan vele controversiële uitspraken en debatten. Desondanks vinden wij dat Bosma aanwezig moet zijn, omdat het ambt gescheiden moet worden van de persoon Bosma. De Kamer had beter moeten nadenken over de aanstelling van Bosma als Kamervoorzitter. De Kamerleden lijken enkel het technische aspect van het Kamervoorzitterschap te hebben meegenomen, en nauwelijks de ceremoniële en politieke aspecten van het ambt.

In het discriminatiedebat van 11 december 2020 bleef Bosma benadrukken dat het slavernijverleden eenzijdig wordt herdacht en dat altijd de witte kolonist in een slecht daglicht wordt gezet, terwijl er ook Noord-Afrikaanse slavenhouders waren die witte slaven hielden. Bosma wees ook op het bestaan van slavernij onder de Vikingen, die geen onderscheid maakten op basis van huidskleur bij het tot slaaf maken van mensen. Bosma heeft eens gezegd dat het N-woord een normaal woord is en in februari vorig jaar gaf hij een college over het slavernijverleden aan een lege Tweede Kamer. In dit ‘college’ zei hij dat het eens moest ophouden met al dat ‘slavernijgedram’ en hij bracht in herinnering dat er ook een omvangrijk islamitisch slavernijverleden is. Bosma maakt zich dus schuldig aan ‘whataboutism’; het doet er in feite niet zoveel toe dat er tevens een ‘rijk’ islamitisch slavernijverleden is, want het betreft de nationale (!) herdenking van dat slavernijverleden. Net zoals de Holocaust is het slavernijverleden een donkere bladzijde in onze geschiedenis. Een beschaafd land probeert zulks op een degelijke wijze te herdenken, zodat het in de collectieve herinneringscultuur behouden blijft en men er lering uit trekt: mensen niet op grond van specifieke achtergrondskenmerken vervolgen of tot slaaf maken.

Het is dus niet vreemd dat er ophef is over zijn aanwezigheid bij Keti Koti. De burgemeester van Amsterdam, Femke Halsema, vindt echter dat Bosma niet vervangen hoeft te worden en zou het elegant vinden als hij ook de slavernijexcuses uitspreekt. Halsema is van mening dat Bosma in zijn functie als Kamervoorzitter moet deelnemen, want hij vertegenwoordigt de Tweede Kamer. Wij onderschrijven deze opvatting; er dient een strikte scheiding gemaakt te worden tussen de persoon en de politicus Martin Bosma en het ambt van Kamervoorzitter.

Wij willen vooral de aandacht vestigen op de 75 Kamerleden die in december 2023 (in een tweede kiesronde) op Kamervoorzitter Bosma hebben gestemd. Het ligt in de lijn der verwachting dat de 37 PVV’ers op Bosma hebben gestemd. Dat betekent dat bijna veertig niet-PVV Kamerleden op Bosma hebben gestemd. Wij vragen ons ten zeerste af of deze veertig Kamerleden de ceremoniëel-politieke functie degelijk hebben meegenomen in hun keuze.

Deze Kamerleden hadden beter moeten weten dan op Martin Bosma te stemmen. Hij heeft het nooit onder stoelen of banken gestoken wat zijn standpunten omtrent migranten, moslims, ‘D66-rechters’, ‘NPO66’ en zijn obsessie met radicaal-rechtse Afrikaners zijn. Bosma heeft het technische aspect van het Kamervoorzitterschap: het voorzitten, als geen ander in de vingers. Maar het voorzitten van de Kamer en zo nodig als arbiter optreden in de Kamer, dat is geen hogere wiskunde. De tegenkandidaat van Bosma, Tom van der Lee, heeft zich ook bewezen als een zeer verdienstelijke voorzitter. Als hij door deze veertig andere Kamerleden was gekozen, dan waren er geen verhitte discussies geweest over de ongepastheid van een radicaal-rechtse Kamervoorzitter tijdens herdenkingen en andere ceremoniële bijeenkomsten.

De Kamervoorzitter vertegenwoordigt daarnaast de Tweede Kamer bij officiële gelegenheden in internationaal verband. Dit omvat het ontvangen van buitenlandse delegaties en staatshoofden. Het is dus niet ondenkbaar dat Kamervoorzitter Bosma, die innige banden onderhoudt met racistische Afrikaner-bestuurders van bijvoorbeeld het raciaal gesegregeerde dorp Orania, op termijn een Zuid-Afrikaanse delegatie moet ontvangen. Het zal een beschamende vertoning worden, net zoals wanneer hij aanwezig zal zijn tijdens gelegenheden waar vertegenwoordigers van islamitische landen uitgenodigd zullen zijn. De internationale positie van Nederland staat dus op het spel naast de binnenlandse reputatie van het Kamervoorzitterschap door de aanstelling van Kamervoorzitter Bosma. Het is daarom, zoals reeds genoemd, verwonderlijk dat veertig niet-PVV Kamerleden (behoudens de Kamerleden van FvD, BBB etc.) op Bosma hebben gestemd. Zij hebben waarschijnlijk hun keuze voor Bosma als Kamervoorzitter vernauwd tot een technisch-ambtelijke professie: ‘Hij kan zo goed voorzitten.’ Of zij hebben de technisch-ambtelijke kant van het Kamervoorzitterschap te zwaar laten meewegen. Laat dit een les zijn voor de volgende keer dat er Kamervoorzittersverkiezingen zijn.

Kortom, wij sluiten ons met betrekking tot het Kamervoorzitterschap aan bij hetgeen dat burgemeester Halsema heeft gezegd. De Kamervoorzitter moet gewoon bij zeer plechtige en ceremoniële gelegenheden aanwezig zijn, hoe pijnlijk het soms is. De Kamer moet vertegenwoordigd worden bij dergelijke hoedanigheden en die Kamer wordt nu eenmaal vertegenwoordigd door de Kamervoorzitter. De persoon en politicus Bosma moet strikt gescheiden worden van het ambt. Het gaat in deze discussie te weinig over de Kamerleden die Bosma gekozen hebben als Kamervoorzitter. Zij hebben in hun keuze voor Bosma te weinig nagedacht over de ceremonieel-politieke aspecten van het Kamervoorzitterschap, en te veel over het technisch-ambtelijke aspect van deze gewichtige functie. Dat iemand leuk kan voorzitten, maakt iemand nog geen goede Kamervoorzitter. Er wordt meer gevraagd en geëist van een goede, integere Kamervoorzitter.

Door: Remmelt Kruize en Bram van Gendt

Steun het anti-populistische geluid!

Wil je dit opiniërende platform maandelijks steunen met een bescheiden financiële bijdrage? Dat kan via deze link: Columns (stripe.com) Of steun het platform eenmalig met een bedrag naar keuze invullen: https://buy.stripe.com/00g176ce24rc3Cg3cc