Voorafgaand aan de hoorzitting van beoogd minister Faber was het reeds glashelder dat Faber ongeschikt is om als volwaardig minister de kroon te gaan dienen. De hoorzitting heeft dit niet veranderd. Faber trachtte tijdens die hoorzitting haar radicale gedachtegoed met verbloemende retoriek te vergoelijken. In plaats van ‘omvolking’ sprak Faber over ‘zorgelijke demografische ontwikkelingen’. Ze nam in wezen afstand van haar gebezigde taalgebruik, maar de onderliggende ideologie onderschreef ze volledig. Haar uitspraken aangaande de democratische rechtsorde zijn uitermate teleurstellend voor een volwaardig minister; schoorvoetend geeft ze aan dat ze zich aan de wet zal houden. De bureaucratisering van het PVV-gedachtegoed en de ingestudeerde teksten met betrekking tot de democratische rechtsstaat zijn pogingen om het radicaal-rechtse gedachtegoed wit te wassen. De standaarden en eisen voor het Nederlandse ministerschap worden door de aanstelling van Faber dus aangetast. We mogen van een minister verwachten dat hij/zij intrinsieke motivatie heeft om de democratische rechtsstaat te verbeteren en dat hij/zij überhaupt geen verklaringen of verhullend taalgebruik nodig heeft om gedane radicale uitspraken te kunnen rechtvaardigen.

Faber is sinds 2011 lid geweest van de Provinciale Staten van Gelderland. Drie jaar later werd ze eveneens fractievoorzitter van de PVV in de Eerste Kamer. Over het extremistische taalgebruik is reeds veel geschreven. Daarom zal ik het kort en bondig houden. Een van de meest bekende controverses rondom de persoon Faber betrof haar uitspraken op Twitter na een steekpartij in 2019. Faber stelde dat de dader een ‘Noord-Afrikaans uiterlijk’ had. De dader bleek echter een blanke huidskleur te hebben. Desondanks bleef Faber haar foutieve bewering verdedigen: ‘Mijn Tweet klopt.’ In de Eerste Kamer heeft Faber ook verscheidene opzienbarende uitspraken gedaan. De beoogd minister van Asiel & Migratie betoogde tijdens de Algemene Beschouwingen van 2015 in de Kamer dat haar collega-Kamerleden ‘nep-volksvertegenwoordigers’ waren. Pure anti-parlementaire lariekoek dus. Er wordt ontkend dat Nederland een pluriform parlementair stelsel is. De andere volksvertegenwoordigers moeten denken en handelen conform het PVV-gedachtegoed, anders zijn het nep-parlementariërs. In diezelfde debatinbreng beweerde ze voorts dat de autochtone Nederlandse bevolking ingewisseld wordt voor een islamitische bevolking. Deze uitspraak werd in 2020 tijdens een debat met Mark Rutte geëxpliciteerd: er zou sprake zijn van ‘omvolking’. De kabinetten Rutte werden overigens stelselmatig door Faber geframed als kwaadaardige elementen. Zo stelde Faber dat de kabinetten Rutte een vijfde colonne waren.

Tijdens de verkiezingsdebatten voor de Provinciale Statenverkiezingen heeft Faber ook zeer opmerkelijke taal gebezigd. In 2015 stelde ze tijdens een verkiezingsdebat: ‘De islam daar moeten we gewoon van af: uitzetten!’ Iedere Nederlandse moslim zou dus, als het aan Faber ligt, op grond van zijn/haar religieuze achtergrond direct het land uitgegooid moeten worden. In 2023 creëert Faber – tijdens het WNL-verkiezingsdebat – een valse tegenstelling tussen asielmigranten en de koopkracht van de Nederlandse burger: ‘Meer koopkracht, minder asielzoekers.’ De populisten – zo ook Faber – denken elk maatschappelijk probleem op te kunnen lossen met xenofobe maatregelen. De beleidsmatige werkelijkheid is echter veel complexer. Begin 2023 werd de Nederlandse koopkracht bijvoorbeeld ernstig geschaad door de aanhoudende hoge energieprijzen na het wegvallen van goedkoop Russisch gas.

Naast haar radicale uitspraken, heeft Faber zich ook schuldig gemaakt aan nepotistische praktijken. In 2015 liet Marjolein Faber het bedrijf van haar zoon inhuren om de website van de PVV-Gelderland te bouwen. Later kwam Faber opnieuw in opspraak nadat bleek dat ook de website van de PVV voor de Eerste Kamer door hetzelfde bedrijf beheerd zou worden. Deze nepotistische praktijken zijn hoogst opmerkelijk te noemen, omdat Faber in de provincie altijd andere gedeputeerden van corruptie e.d. beschuldigde en dat zij daarom zo spoedig mogelijk dienden op te stappen. Na dit incident besloot Faber echter zelf niet om op te stappen, maar om de kosten die bij het beheer van de websites kwamen kijken uit eigen zak te betalen. Wilders ging ook niet over tot maatregelen, en beweerde destijds dat de kiezers maar moesten bepalen of er inderdaad sprake was van een vertrouwensbreuk. Dit soort integriteitskwesties werden dus nauwelijks intern afgehandeld door Wilders.

De rabiate uitspraken en de nepotistische praktijken zouden eigenlijk genoeg bewijsmateriaal moeten zijn om Faber niet aan te stellen. Het is daarom ook opmerkelijk dat NSC en de VVD, weliswaar na een crisisberaad, akkoord zijn gegaan met het ministerschap van Faber. De hoorzitting van gisteravond heeft bevestigd dat Faber volstrekt ongeschikt en ongeloofwaardig is als volwaardig minister. Faber heeft vermoedelijk met haar beleidsmedewerkers en/of communicatiemedewerkers zich uitermate goed voorbereid op de hoorzitting van gisteravond. Ze heeft zich in ieder geval gebogen over hoe ze zich tot haar politieke verleden moet verhouden en welke bewoordingen ze daarvoor moet kiezen. Tijdens haar korte introductiespeech bleek welke retorische stijl ze zal hanteren: “Tenslotte zou ik nog een aantal belangrijke opmerkingen willen maken. Er is commotie ontstaan over woorden die ik in het verleden heb gebruikt als lid van de oppositie, en ik begrijp dat. Ik zou er twee dingen over willen zeggen. Om te beginnen is er nu een nieuwe situatie ontstaan. Ik zit in de fractie die met mijn steun op 7 januari de rechtsstaatverklaring mede heeft ondertekend. Ik heb me daaraan gehouden en als kandidaat-bewindspersoon en bewindspersoon zal ik me daaraan blijven houden. Maar ik zou daar nog iets belangrijks aan toe willen voegen. Feit is dat de demografie van Nederland verandert. Kijk maar eens naar onze grote steden. Het is zeer legitiem om je daar grote zorgen over te maken, en dat doe ik dan ook. Maar ik realiseer me dat de woorden ‘omvolking’ en ‘omvolkingstheorie’ een bewuste, planmatige verandering van de bevolking impliceren, en dat is onjuist en ongewenst. Bovendien brengt het een verschrikkelijke connotatie met het verleden en het nazisme met zich mee. Ik heb geen enkele moeite daar volledig afstand van te nemen, en dat doe ik nu ook. Zo bedoelde ik het niet. Ik had die termen ook beter niet kunnen gebruiken. Ik geloof niet in een plan of een vooropgezet plan, of wat voor complot dan ook. Mijn partij en ik verafschuwen alles wat met nazi’s en hun ideologie te maken heeft. De AIVD en de NCTV hebben zich ook niet voor niets gekeerd tegen de ‘omvolkingstheorie’. Ik sluit me daarbij aan en zal die termen niet meer gebruiken. In het vervolg zal ik spreken over de zeer zorgelijke demografische ontwikkelingen in Nederland, want daar gaat het om.”

Uit deze passage blijkt dat Faber geenszins afstand doet van het PVV-gedachtegoed. Het narratief is namelijk hetzelfde. Immigratie wordt gepercipieerd als een existentiële dreiging. Hiervoor worden nu bureaucratische formele woorden voor ingepast: ‘zorgelijke demografische ontwikkelingen.’ Naast de introductiespeech van Faber, valt een aantal dingen op tijdens de beantwoording van de vragen van de aanwezige Kamerleden. Faber doet het bijvoorbeeld voorkomen alsof het PVV-gedachtegoed omtrent asielmigratie slechts een (wetenschappelijke) observatie is: “Wat ik al heb gezegd, er zijn zorgelijke demografische ontwikkelingen en dat is gewoon een feit. Dat is gewoon wat er gebeurt. En ik kan dat beeld niet wegnemen, dat is de realiteit. Ik kan niet iets wegnemen wat de realiteit is.” Daarenboven worden vooral de gevolgen voor de verzorgingsstaat benadrukt aangaande de asielimmigratieproblematiek: “De maatschappij kan dit niet meer aan; we lopen tegen muren op, dat zien we overal. We zien het in de zorg, in huisvesting, in onderwijs. Dit kan niet zo doorgaan.”

Culturele fricties, of zoals de PVV het zou noemen ‘culturele verwatering’, werden niet aangedragen als een legitiem punt om de asielmigratie in te perken. Tijdens de beantwoording van de vragen van de Kamerleden poogde Faber dus het PVV-gedachtegoed te verwetenschappelijken. Er hoeft geen discussie meer gevoerd te worden over de problematisering van de asielmigratie-instroom: het probleem is er, de discussie erover is reeds gevoerd en afgehandeld. Gevoelige culturele kwesties aangaande de asielmigratiediscussie worden (voorlopig) uit de weg gegaan om ophef te voorkomen. Faber verlegt de focus naar de praktische, macro-economische (negatieve) gevolgen van asielmigratie: druk op de zorg, woningtekorten, overvolle scholen en andere maatschappelijke systemen. De complexiteit en veelzijdigheid van de problematiek worden zo gereduceerd tot economische termen, waarbij het bredere, meer genuanceerde debat vermeden wordt. Deze aangeleverde argumenten geven de stellingname van PVV over asielmigratie eveneens een technocratischer karakter.

Wat ook opvallend is, is de kille benadering van de beoogd minister Faber ten aanzien van de bescherming van de rechtsstaat. Uiteraard is het algemeen bekend dat het gedachtegoed van de PVV haaks staat op alle democratische verworvenheden en de democratische rechtsorde, maar ik wil het desondanks markeren. In reactie op een vraag van Van Oostenbruggen (NSC) over het waarborgen van de rechten van islamitische Nederlanders zegt Faber het volgende: “Ten eerste wil ik graag stellen dat binnen de Nederlandse wet iedereen gelijk is en gelijk behandeld wordt. Zoals u weet, hebben wij de rechtsstaatverklaring van 7 januari onderschreven, evenals onze hele fractie. Ik respecteer en handhaaf deze principes. Iedereen is gelijk voor de wet, en daar houden we ons aan. Ik respecteer de democratische rechtsstaat en alles valt binnen die kaders. Natuurlijk is er vrijheid van godsdienst, maar uitingen van godsdienst moeten wel binnen de wet vallen. Ik ga ervan uit dat iedereen zich aan de wet houdt, dat doe ik en dat doet iedereen verder.”

Aangaande de democratische rechtsorde komt de beoogd minister dus niet verder dan: “Wij houden ons aan de wet.” En: “Wij hebben de rechtsstaatverklaring van 7 januari onderschreven.” Dit is de absolute politiek-morele ondergrens waar Faber zich dus aan committeert. De Nederlandse democratie heeft kundige personen nodig die intrinsiek gemotiveerd zijn de democratie en rechtsstaat te beschermen en verbeteren, zeker na het toeslagenschandaal. Deze bewindspersonen van PVV willen zich enkel aan de wet houden omdat ze een nietszeggende verklaring hebben ondertekend. Verder kunnen we van hen geen enkele ideeën of inspanningen verwachten dat zij die rechtsstaat gaan versterken. Deze passieve formele houding ten aanzien van de rechtsstaat is naar mijn inziens niet voldoende om minister te worden. En zeker niet voor NSC die opgericht is om de rechtsstaat te herstellen evenals de vertrouwensrelatie tussen burger en overheid.

Voorgaande alinea bevat de aanname dat Faber te vertrouwen is als beoogd bewindspersoon, want ik ga ervan uit dat ze de rechtsstaat zal respecteren. Dat is natuurlijk nog maar de vraag, de tijd zal dat leren. Echter op grond van haar controversiële politieke verleden is er geen enkel signaal om daar direct van uit te gaan. Haar verdedigingslijn op dit punt is dat zij nu een andere rol heeft: “De uitspraken die ik heb gedaan, deed ik toen ik woordvoerder was van de oppositie. In de politiek, als oppositie, voer je debatten op het scherpst van de snede. Ik was fel in de debatten en misschien wel te fel, maar dat deed ik in mijn rol als oppositiewoordvoerder.” En: “Nu zit ik hier voor u als kandidaat-minister, en een kandidaat-minister hoort zich te gedragen zoals een minister betaamt. U zult dergelijke uitspraken niet meer van mij horen. Ik zal zitting nemen in het kabinet, en het kabinet spreekt met één mond. Ik vertegenwoordig niet meer een partijpolitiek standpunt en zal me daarnaar gedragen.” De volksvertegenwoordiging moet ervan overtuigd worden dat Faber na 13 jaar oppositievoeren (2011-nu) – waarbij de politieke elite geframed werd als een kwaadaardige elite, waarin immigranten gedehumaniseerd werden en ga zo maar verder – dat zij als minister opeens haar ideologische veren afschudt en dat ze een ‘centrumrechtse’ (VVD-terminologie) minister wordt. Zij zal het PVV-gedachtegoed als bagage met zich meenemen, en het zal een geruime tijd duren alvorens ze daadwerkelijk kan aantonen dat ze zich naar deze functie kan schikken. Voorlopig is, gezien haar politieke carrière, wantrouwen richting minister Faber gezond.

Kortom, beoogd minister Faber is op basis van haar politieke verleden van meer dan een decennium volstrekt ongeschikt gebleken om een ministerpost te vervullen. De hoorzitting heeft dat niet veranderd. Faber trachtte tijdens die hoorzitting haar gedachtegoed wit te wassen om over te komen als een volwaardige minister. Dit deed ze door haar taalgebruik te technocratiseren. Haar opvattingen over asielmigratie kregen bovendien een wetenschappelijke, apolitieke connotatie. Dat depolitiseren van het PVV-gedachtegoed is een zeer doordachte taalkundige truc. NRC-journalist Tom-Jan Meeus wist deze retorische strategie goed te verwoorden: “De hoorzitting met Marjolein Faber blijkt gaandeweg niet zozeer voortschrijdend inzicht maar voortschrijdend taalgebruik.” Voorts is de verhouding van Faber tot de rechtsstaat onvoldoende voor een minister: “Wij houden ons aan de wet”, we mogen van ministers intrinsieke motivatie verwachten om die rechtsstaat te versterken. Tot slot ga ik niet mee in de zogenaamde gedaantewisseling van Faber. Die 13 jaar oppositievoeren namens de PVV kun je niet zomaar weggummen. Ze zal in haar nieuwe rol als minister eerst maar moeten aantonen dat zij deze rol degelijk kan vervullen.

Steun het anti-populistische geluid!

Wil je dit opiniërende platform maandelijks steunen met een bescheiden financiële bijdrage? Dat kan via deze link: Columns (stripe.com) Of steun het platform eenmalig met een bedrag naar keuze invullen: https://buy.stripe.com/00g176ce24rc3Cg3cc