Deze week vonden de Algemene Financiële Beschouwingen plaats. Voor het eerst mocht Eelco Heinen als minister van Financiën zijn financiële plannen en de bijbehorende Rijksbegroting verdedigen tegenover de Kamer. Hij kwam betrekkelijk ongeschonden uit deze beschouwingen. Het enige opvallende was dat NSC, vertegenwoordigd door Jelle van Oostenbruggen als financiële woordvoerder, zich verzette tegen de aangekondigde bezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking van 2 miljard euro. Hierdoor wordt definitief gebroken met de OESO-norm uit 1972, waarin werd afgesproken om minimaal 0,7% van het BBP aan ontwikkelingssamenwerking te besteden.
Het is kenmerkend voor dit naar binnen gekeerde kabinet dat er flink wordt bezuinigd op ontwikkelingssamenwerking, met de aanname dat dit in het belang van ‘de Nederlander’ zal zijn. Deze aanname is echter misplaatst. Ontwikkelingssamenwerking is cruciaal voor Nederland om duurzame relaties op te bouwen met landen in het mondiale zuiden en kan een waardevol (humanitair) alternatief zijn voor autoritaire landen zoals China en Rusland. Buiten deze opmerkelijke verzetspoging van Van Oostenbruggen was Eelco Heinen zeer soeverein in de debatten. Persoonlijk heb ik weinig op met zijn marktfundamentalistische opvattingen en de perceptie dat we het vertrouwen in de markt verloren zijn; we waren namelijk eindelijk een begin aan het maken met een herziening van bijna een halve eeuw neoliberalisme.
Desondanks moet ik opmerken dat hij een echte verbinder is en het debat op een constructieve wijze aangaat. Hij lijkt zeer geïnteresseerd in de macro-economische opvattingen van zijn ideologische tegenstanders, zoals die van de heer Dijk (SP). Wanneer je hem ziet opereren vanuit vak-K, lijkt hij vooral op een jonge, ambitieuze hoogleraar die graag de discussie aangaat met zijn kritische studenten. Ik voorspel dat Eelco Heinen, vanwege zijn verbindende opstelling en zijn bijna religieuze vertrouwen in de markt, in de toekomst wel eens fractieleider van de VVD kan worden.
Terugkomend op de Financiële Beschouwingen, zal ik me beperken tot de eerste termijn van Tony van Dijck (PVV), gezien het nauwelijks nieuwswaardige karakter van Heinens inbreng. Het zal u niet verbazen dat ik opnieuw de PVV als het absolute dieptepunt zal aanwijzen van deze beschouwingen. De inbreng van de PVV-woordvoerder, Tony van Dijck, kan niet anders betiteld worden als schaamteloos. Van Dijck is reeds 18 jaar Kamerlid en heeft nog geen begin van een antwoord op de hedendaagse uitdagingen inzake ons sociale en fiscale stelsel. Het amateurisme is dus niet enkel te constateren in vak-K met PVV-bewindspersonen zoals Faber en Agema; de Kamerfractie blinkt daar ook zeker in uit.
PVV lacht ‘de Nederlander’ uit
Financieel woordvoerder van de PVV, Tony van Dijck, mocht de Algemene Financiële Beschouwingen aftrappen namens de coalitie. Van Dijck schoffeerde het door de PVV geliefde Nederlandse volk al voordat hij was begonnen met zijn inbreng. Al lachend stelde Van Dijck dat hij zijn bijdrage ditmaal minder populistisch zou invullen dan bij voorgaande edities van de financiële beschouwingen. Na jarenlang populistische grootspraak en het verkondigen van een sprookjesideologie (uitkeringen fors omhoog, lasten flink omlaag), heeft Van Dijck het inderdaad anders aangepakt – zo bleek uit de rest van zijn redevoering. Hij verhield zich redelijker en gematigder ten opzichte van vak-K.
Ondanks dat de PVV nauwelijks sociaal-economische voordelen voor hun kiezers heeft weten af te dwingen, voelde Van Dijck zich hiertoe genoodzaakt omdat de PVV vanzelfsprekend een hele karrenvracht aan bewindspersonen levert voor het kabinet-Schoof. Van Dijck had derhalve de taak om de mythe levendig te houden dat de zon is gaan schijnen sinds het aantreden van die ‘vakbekwame’ PVV-bewindspersonen. Dit is een regelrechte klap in het gezicht van al die honderdduizenden Nederlanders die de PVV voor zich wist te winnen en die in de illusie leven dat de PVV daadwerkelijk knokt voor de bestaanszekerheid van de achtergestelden.
Alle ferme taal van de afgelopen jaren en al die (gespeelde) verontwaardiging over de achteruitgang van de koopkracht van de onder- en middenklasse blijken puur theater te zijn ten behoeve van electorale winst. In de zogenaamde extraparlementaire constellatie is de PVV juist muisstil over het gebrekkige sociaal-financiële beleid van deze regering, waarbij de (lage) middenklasse er slechts minimaal op vooruitgaat. De lachende Van Dijck aan het begin van zijn speech staat dan ook symbool voor zijn gehele debatparticipatie, die ik nu nader zal belichten.
Schaamteloze gedaanteverwisseling van de PVV
Als de PVV eenmaal achter het stuur zit, valt het populistische masker af. Wanneer de oppositie Van Dijck bevraagt over het feit dat uitkeringsgerechtigden en minima er bekaaid vanaf komen, en zich afvraagt hoe het mogelijk is dat de VVD de financieel-economische paragraaf van het Regeerakkoord zo mag dicteren, stelt Van Dijck dat dit kabinet helaas geconfronteerd wordt met onvoorziene financiële tegenvallers. Hij verwijst naar de uitspraak van de Hoge Raad, die het kabinet dwingt om 10 miljard aan (onwettige) belastinginningen terug te geven aan vermogende belastingplichtigen uit box 3.
De oppositie moet nu rekening houden met het feit dat politiek gaat over kiezen in schaarste en dat de politiek altijd wordt geconfronteerd met onverwachte tegenvallers. Dit was iets waar de PVV tijdens zijn eeuwigdurende rol als oppositiepartij nooit rekening mee hield, maar nu vindt Van Dijck dat de oppositie toch zo redelijk moet zijn om deze tegenvallers in ogenschouw te nemen.
Ik vind het echt onrechtvaardig dat de populisten zich hebben weten te manoeuvreren in deze comfortabele positie. Wanneer de PVV in de oppositie zit, lijkt het alsof de financiële mogelijkheden onbeperkt zijn, en men spreekt schande van al die ‘anti-Nederlandse’ partijen die het geld maar strooien naar ‘linkse hobby’s’, terwijl ze tegelijkertijd de Nederlander in de kou laten staan. Wanneer deze partij bestuurlijke verantwoordelijkheid draagt, blijkt dat ze een retorische draai van 180 graden maakt. Bovendien is het een slap excuus om het gebrekkige sociaal-financiële beleid af te schuiven op de uitspraak van de Hoge Raad. De PVV had ervoor kunnen kiezen om de compensatie grotendeels door de vermogenden te laten betalen, maar Van Dijck heeft dit niet gedaan, of hij heeft zo belabberd onderhandeld dat de VVD ook op dit punt een glansrijke overwinning heeft behaald.
PVV maakt van Nederland het Italië aan de Noordzee door kortzichtigheid en ongedekte spilzucht
Dat de PVV nog altijd niet heeft verleerd om zondeboktheorieën op te stellen om zo het eigen falen en/of de onkunde te verhullen, bleek ook uit andere interruptiedebatten. De uitspraak van de Hoge Raad was niet alleen een welkome gebeurtenis voor de PVV om de schuldvraag te verleggen, maar ook de andere coalitiefracties werden aangewezen als fijne zondebokken. Volgens Van Dijck zijn niet alle plannen van de PVV gehonoreerd, omdat de PVV niet de absolute meerderheid heeft: “We hebben geen 76 zetels, anders hadden we nog meer kunnen doen voor de mensen. Maar we zitten in een coalitie, dus dan moet je concessies doen. Als het aan ons had gelegen, was bijvoorbeeld het klimaatfonds opgeheven.”
Van Dijck kan het dus niet laten om opnieuw de Nederlandse kiezer met demagogische teksten voor zich te winnen. Immers, als alle verkiezingsbeloften uit het PVV-verkiezingsprogramma gerealiseerd zouden worden, zou Nederland een totaal ongezond financieel-economisch beleid uitvoeren. De gepensioneerde CPB-werknemer Wim Suyker heeft bijvoorbeeld op eigen initiatief berekend dat het begrotingstekort dan ruimschoots boven de 3% zou uitkomen, waardoor de spreekwoordelijke kinderen van Henk en Ingrid zouden worden opgezadeld met een fikse rentelast.
Als de wensen van de PVV geïmplementeerd worden, wordt Nederland niet alleen het Hongarije aan de Noordzee, maar ook het Italië aan de Noordzee. Dat zijn vooruitzichten die je met geen mogelijkheid positief kan noemen. We zien in Italië wat voor schade de economie oploopt als gevolg van de torenhoge staatsschuld. Deze ‘averij’ heeft Italië opgelopen in de jaren ’80 en het is nog altijd een enorme rem op de economische groei. Op dit moment is de gemiddelde Italiaanse levensstandaard zowaar een kwart lager dan die van Duitsland. Dat is dus ons voorland als we de PVV aan een absolute meerderheid zouden brengen!
Je kunt dan ook maar één ding concluderen: de PVV is de meest on-Nederlandse partij van deze eeuw. Ze delen de gangbare en geïnstitutionaliseerde waarden van Nederland niet, zoals vrijheid van religie, tolerantie en het gelijkheidsbeginsel. Ook onze strakke begrotingsdiscipline wordt niet gerespecteerd; op dat punt lijkt het meer op een Zuid-Europese politieke beweging.
Van Dijck stelt dat hij zijn verkiezingsprogramma zou kunnen uitvoeren als bijvoorbeeld het fonds voor de energietransitie leeggeplunderd zou zijn. Dat fonds (ongeveer 35 miljard euro) is een eenmalige investering om de economische afhankelijkheid van fossiele brandstoffen stap voor stap af te bouwen. Dat kun je dus ook maar één keer plunderen om wat zoethoudertjes voor ‘de Nederlander’ te bekostigen; daarna is het simpelweg op. De PVV koerst dus op de bevrediging van breed gedeelde wensen onder de bevolking ten koste van publieke investeringen die in het leven zijn geroepen om Nederland klaar te stomen voor de toekomst.
Na het opheffen van het stikstoffonds en de bezuinigingen op onderwijs, wordt het klimaatfonds dus het nieuwe (haat)object om uit te kleden. Dit alles wordt uiteraard gedaan om de kiezer (tijdelijk) te paaien, zonder te vermelden dat de toekomst er dan gitzwart uit zal zien bij inwilliging van de complete financieel-economische eisen van de PVV.
Ik voorspel dat de PVV met dit catastrofale, kortzichtige beleid wegkomt bij de kiezer. Het zijn namelijk deskundigen op het gebied van het formuleren van zondeboktheorieën, en ongetwijfeld zullen de links-liberale elite en de vluchteling opnieuw de hoofdschuldigen zijn, indien Nederland een economisch openluchtmuseum is geworden.
Van Dijck schoffeert collega-Kamerlid van de SGP
In de inleiding verwees ik al naar de bezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking. Van Dijck presenteert deze bezuiniging als een politieke overwinning: eindelijk komt er gedeeltelijk een einde aan een linkse hobby die ‘ontwikkelingshulp’ heet. Financieel woordvoerder van de SGP, de heer Flach, was hierover ontstemd en vroeg zich af of de mede-menselijkheid dan daadwerkelijk bij de PVV stopt bij de Nederlandse grens. Het antwoord van Van Dijck was kort gezegd: ‘Ja’. Hij was een Nederlandse volksvertegenwoordiger en hij zat dan ook niet in de Kamer om ook maar een vinger uit te steken naar het verre buitenland.
Er wordt niet de analyse gemaakt dat we in Nederland, als land met een BBP van meer dan 1.000 miljard euro, wellicht de verschillen tussen rijk en arm ietwat moeten dichten. Nee, het geld voor de allerarmsten op deze wereld moest maar geschrapt worden en aan Henk en Ingrid gegeven worden. Dit egoïsme, gegrond op bekrompen nationalisme, dat de heer Van Dijck tentoonstelt, was dé reden dat de SGP maar 3 zetels had en de PVV 37, aldus Van Dijck.
Van Dijck had deze walgelijke, denigrerende opmerking waarschijnlijk overgenomen van zijn grote leider, want tijdens de Regeringsverklaring en de Algemene Politieke Beschouwingen had Wilders een vergelijkbare opmerking gemaakt aan het adres van SP-fractievoorzitter Jimmy Dijk. Ik gruwel oprecht van zo’n infantiele, arrogante opmerking in het huis van onze democratie. Er wordt gewoonweg neergekeken op al die honderdduizenden mensen die op de SP en SGP hebben gestemd, altijd met een ondertoon alsof de PVV het gelijk aan zijn kant heeft staan omdat het de meeste zetels heeft. Maar het aantal zetels zegt natuurlijk niets over de kwaliteit van de opvattingen van een partij; het zegt enkel iets over de aantrekkingskracht van de ideeën van een partij.
Van Dijck heeft geen diepzinnige ideeën; onkunde straalt ervan af
En die aantrekkingskracht beperkt zich tot een heel klein aantal ideeën, want Van Dijck liet blijken dat hij geen flauw benul heeft hoe het toeslagenstelsel en de te hoge marginale druk opgelost dient te worden. Dit komt er kort gezegd op neer dat ons toeslagenstelsel grotendeels inkomensafhankelijk is. Als iemand besluit harder te gaan werken, vervallen sommige inkomensafhankelijke toeslagen, waardoor er een perverse financiële prikkel ontstaat om niet meer te gaan werken of een hogere opleiding te volgen.
Andere politieke partijen hebben wel ideeën om dit probleem aan te pakken. D66 wil een fiscaal voordeel initiëren voor mensen die besluiten meer dan drie dagen te gaan werken. Dit lijkt mij een geweldig voorstel, ook om de negatieve gevolgen van de vergrijzing (kleiner wordende beroepsbevolking) enigszins te dempen. Dassen (Volt) stelt een ander, veel radicaler plan voor en legt dit voorstel tijdens een interruptiedebat aan Van Dijck voor: het toeslagenstelsel dient te worden afgeschaft en er moet toegewerkt worden naar een inkomensonafhankelijke basisbeurs. Van Dijck vond dit een slecht plan, maar zelf had hij ook geen enkel idee over hoe het probleem van de marginale druk op te lossen. Hij kwam enkel met een jij-bak: “Wij hebben nog geen keuze gemaakt. Ik heb het verkiezingsprogramma van Volt nog eens even nagekeken; zelfs daar had ik nog tijd voor. Daarmee gaan de lasten voor gezinnen met 73 miljard omhoog. Ik weet niet of dat het gevolg is van een ander belastingstelsel, maar dat zou in ieder geval niet onze keuze zijn.”
Dit was een vals verwijt, omdat het CPB geen zuivere resultaten kan produceren bij een dergelijke radicale hervorming van het sociale stelsel. Wat veel belangrijker is, is dat het totaal afleidde van waar het werkelijk om ging: Van Dijck heeft na 6519 dagen Kamerlidmaatschap nog geen begin van een oplossing voor het verbeteren van het huidige stelsel. 6519 dagen heeft dit Kamerlid op een zeer onredelijke en weinig constructieve manier kritiek geleverd op het voorgaande regeringsbeleid, maar klaarblijkelijk heeft hij nog geen seconde nagedacht over de beperkingen van ons sociale stelsel.
Van Dijck kwam dus niet verder dan die onredelijke jij-bak aan het adres van Dassen. Daarvoor stelde hij enkel vast dat de ongekend hoge marginale druk op inkomen uit arbeid ‘een graat in de keel is in dit huis’. Maar die graat wordt door Van Dijck alleen maar verstikkender, want de marginale druk wordt voor de inkomensgroep modaal tot anderhalf keer modaal met bijna 1% verhoogd. Van Dijck heeft dus zelf geen enkel idee hoe het toeslagenstelsel verbeterd kan worden waardoor meer werken daadwerkelijk loont. Bovendien verergert hij de perverse prikkels van het huidige fiscale en sociale stelsel ook nog eens.
Van Dijck heeft de koopkrachtvoordelen geminimaliseerd
Van Dijck prijst tot slot de eerder minimale koopkrachtvoordelen de hemel in: “Iedereen gaat erop vooruit.” Dat is weliswaar een juiste constatering, maar uitkeringsgerechtigden en minima gaan er zeer minimaal op vooruit. AOW’ers zonder aanvullend pensioen gaan bijvoorbeeld slechts 5 euro per maand op vooruit. Tel daar trouwens bij op dat mensen met het minimumloon wel kunnen fluiten naar inkomensverhoging. Dit als een overwinning claimen als politieke partij met een nativistisch-sociale inborst, is dan ook lachwekkend.
Van Dijck is bovendien uitermate tevreden over het armoedebeleid van dit kabinet. Hij heeft er niet voor gezorgd dat de armoede in Nederland wordt teruggedrongen, maar slaat zichzelf op de borst voor het feit dat de armoede niet verder toeneemt.
Daar komt nog bij dat Van Dijck het werkelijk geweldig vindt dat het eigen risico op termijn voor 60% wordt afgeschaft. Ook op dat punt verkoopt hij knollen voor citroenen, want wat heb je aan een gedeeltelijke afschaffing van het eigen risico als de maandelijkse zorgafdrachten evengoed stijgen? Alle experts wijzen er bovendien op dat er wachtlijsten zullen ontstaan omdat de zorgvraag groter wordt. Het gedeeltelijk afschaffen van het eigen risico is dus een wassen neus.
Die eerder beschreven koopkrachtvoordeeltjes zijn sowieso bedrieglijk, want door toedoen van het kabinet-Schoof zijn het inderdaad ‘voordeeltjes’, of zoals Van Dijck het noemt, ‘plusjes’. De lagere inkomens en minima zouden er immers initieel 4% op vooruit zijn gegaan, maar de PVV heeft deze koopkrachtvoordelen tijdens de onderhandelingen gewoon uit handen gegeven, waardoor de ‘plusjes’ slechts resteren.
Conclusie
De inbreng van Van Dijck kenmerkte zich door pure schaamteloosheid en onkunde. De deelname was schaamteloos omdat Van Dijck zonder blikken of blozen transformeerde van een boze, onredelijke demagoog naar een politicus die om begrip vroeg bij de oppositie voor al die onverwachte financiële tegenvallers waar hij en zijn coalitiepartners mee te maken kregen. De onkunde straalde ervan af, omdat Van Dijck na bijna 18 jaar Kamerlidmaatschap geen enkel idee heeft hoe het toeslagenstelsel hervormd kan worden. Daar had deze politicus geen tijd voor, want hij was in die 6519 dagen bezig met het opvoeren van populistische toneelstukken.
Daarnaast blijkt de PVV ook gewoon een slechte onderhandelaar; de VVD heeft de begrotingsonderhandelingen gewoonweg gewonnen en daarvoor krijgt zij vrij spel inzake het asieldossier. Faber komt niet verder dan beschamende symboolpolitiek en als zij ooit wel tot zichtbare resultaten komt, zal dit ‘Henk en Ingrid’ op geen enkele manier helpen met hun sociaal-economische situatie. Het probleem voor deze kiezersgroep is niet de vluchteling, maar hun verslaving aan de PVV en populistische prietpraat.
Steun het anti-populistische geluid!
Wil je dit opiniërende platform maandelijks steunen met een bescheiden financiële bijdrage? Dat kan via deze link: Columns (stripe.com) Of steun het platform eenmalig met een bedrag naar keuze invullen: https://buy.stripe.com/00g176ce24rc3Cg3cc
