In juni 1940 werd de toen net 35-jarige Sartre, samen met meer dan 10.000 andere soldaten, krijgsgevangene gemaakt door de Duitse bezettingsmacht. Slapen moesten ze op de kale vloer en  de honger was al snel ‘gekmakend’. Twee maanden later werd hij in een veewagen vervoerd naar een gevangenenkamp in Trier. Het contact met de buitenwereld was minimaal.

“Het paradoxale van onze situatie is dat zij onleefbaar, maar tegelijkertijd zo gemakkelijk te leven is (…) We zijn zo talrijk (in dit kamp leven meer dan 25.000 kaalgeschoren mannen), zo anoniem, zo allemaal hetzelfde dat we nergens bang voor zijn; de dreigementen horen er gewoon bij.”

Te midden van de tirannie van de nazi’s en de letterlijke smerigheid van de krioelende kakkerlakken en luizen ontstond een collectieve manier van leven die iets in hem wakker maakte en die hij, zoals hij zelf noteerde, sinds zijn schooltijd niet meer had meegemaakt. In het collectief van die gevangenschap was er voor hem geen verschil meer tussen hoog en laag; er was geen elite meer tegenover ‘het volk’. Hij had een solidariteit ervaren, maar ook een persoonlijke vorm van verzet, die voor hem een vrijheid vertegenwoordigden die moeilijk los kan worden gezien van zijn zich ontwikkelende existentialistische filosofie.

Sartre werd uiteindelijk afgekeurd en kwam in maart 1941 weer vrij — als filosoof, als de leraar en schrijver die hij was en als non-conformistisch activist. Dit maakt hem, naast schrijfster en filosoof Simone de Beauvoir — dé liefdesrelatie van Sartre — een van de iconen uit de vorige eeuw die ons, in de barre tijden waarin wij ons nu bevinden, wel eens een handelingsperspectief kan bieden. De Beauvoir is onverminderd actueel vanwege haar baanbrekende werk Le Deuxième Sexe, waarin zij de onderdrukking van vrouwen analyseert: “Men wordt niet als vrouw geboren, maar men wordt tot vrouw gemaakt.”

Zoals De Beauvoir in 1949 de vraag opwierp wat het betekent om vrouw te zijn, kwam Sartre uit het kamp met de vraag wat het betekent om mens te zijn.

Hoe ziet vervolgens het antwoord van Sartre eruit en wat kunnen wij leren van zijn denken?
Sartre ziet dat de essentie van ons leven niet zomaar bepaald is, maar dat wij, onafhankelijk van god en gebod, vrij zijn in ons bestaan om te zijn wie wij willen zijn. Onze identiteit is niet een gegeven, maar iets dat wij zelf bepalen in onze keuzes, in onze woorden, in ons handelen. Niet de externe omstandigheden bepalen in die zin onze vrijheid. Vrijheid wordt in het existentialisme van Sartre gezien als een ‘innerlijke realiteit’, waarbij wij onszelf definiëren in onze daden.
Dat doen wij op basis van waarden als medemenselijkheid en solidariteit.

Zelfs onder fascistische tirannie blijft de mens vrij in zijn morele keuzes. Onderdrukkende omstandigheden beperken dan wel de mogelijkheden, maar de eigen individuele verantwoordelijkheid voor de keuzes die je maakt blijft altijd bestaan.
Het is dus aan het individu om, zelfs onder overheersing en repressie, verantwoordelijkheid te nemen voor zijn of haar eigen handelen. Wij zijn in het existentialisme als het ware gedoemd om een onafhankelijke keuze te maken; er is geen ontkomen aan en dat brengt verantwoordelijkheid met zich mee.

Sartre zet ons op deze manier aan tot een authentieke trouw aan de waarden van medemenselijkheid en het daaruit voortvloeiende handelen — ook in de moeilijkste omstandigheden en zelfs als dit persoonlijke risico’s met zich meebrengt. Dat is natuurlijk niet gemakkelijk te aanvaarden, maar het is wel waar onze vrijheid toe oproept.
Passiviteit kan dan eenvoudigweg gezien worden als een vorm van medeplichtigheid. Sartre waarschuwt dan ook tegen het vervallen in mauvaise foi (zelfbedrog), waarbij mensen hun verantwoordelijkheid ontkennen, niet willen zien, of claimen dat het de buiten hen liggende omstandigheden zijn.

In zijn essay Qu’est-ce que la littérature? en in zijn toneelstukken benadrukt Sartre de rol van verzet en collectieve actie. Hij ziet verzet tegen fascisme als een morele plicht en beschouwt solidariteit met medeslachtoffers als een essentieel aspect van menselijkheid.

Sartre erkent overigens voluit de absurditeit van het leven onder een regime dat de menselijke waardigheid systematisch ondermijnt, maar ook dan kunnen wij betekenis vinden—juist in het handelen, in het geloof in onze waarden, zelfs wanneer de uitkomst onzeker of schijnbaar zinloos lijkt.
Wij scheppen namelijk zelf onze waarden in de wereld waarin wij leven. Dat betekent vrijheid, maar daarmee dragen wij tegelijkertijd een grote verantwoordelijkheid.

De vraag die Sartre aan ons stelt, is wat mij betreft hoe wij die in ons leven waar kunnen maken.