De opkomst en aftocht van een geboren populist

Hij mocht van Omtzigt en Yesilgöz geen premier worden van ‘zijn’ kabinet en liep daar vervolgens als PVV al na slechts 11 maanden uit weg. Niemand lijkt meer met hem te willen samenwerken en dus zal Geert Wilders na de Tweede Kamerverkiezingen op 29 oktober definitief zijn – toch niet te verwaarlozen – electorale steun niet kunnen omzetten in het soort regeringsmacht waarmee hij zijn belangrijkste doelen, een asielstop en het stoppen van de ‘islamisering’ van Nederland, kan realiseren. Misschien is dat ook wel het lot van de man die altijd alleen dingen wilde stoppen en terug wilde in de tijd, in plaats van te werken aan het verhaal van een Nederland dat sterker vooruitgaat. Hij zal bij de volgende verkiezingen normaliter bijna 67 zijn, maar hij oogt en klinkt nu al als een oude man. Het verhaal van een van zichzelf en zijn zaak overtuigde populist die nooit écht kon overtuigen en dus ook nooit de premier van álle Nederlanders kon worden. 

Op basis van de laatste peilingen lijkt een radicaal-rechtse combinatie van PVV, BBB, JA21, SGP en FvD –  ongeveer 52 zetels – op 29 oktober alleen in het allergunstigste geval te kunnen regeren met steun van een verdeelde en, qua leiderschap en ideologie, met zichzelf worstelende VVD – dat zou een Kamermeerderheid van 76 zetels opleveren. Waarschijnlijker lijkt, dat ze op een minderheid van ongeveer 68 zullen blijven steken. Die VVD klonk overigens tijdens het eerste RTL-verkiezingsdebat op zondag 12 oktober, bij afwezigheid van Wilders, heel wat milder en meer voor rede vatbaar dan wanneer Wilders wel in de ruimte aanwezig zou zijn geweest. Opvallend verschil ten opzichte van 2023 is natuurlijk dat NSC volledig lijkt te zullen verdwijnen en dat de BBB ook in het voor haar gunstigste geval lijkt te zullen worden gehalveerd – en in het slechtste gevierendeeld. Een centrumrechtse coalitie, met het CDA en eventueel de CU erbij, zou kunnen rekenen op een ruime meerderheid, maar ook in het ‘gunstigste’ geval niet zonder de PVV erbij – want anders slechts 72 zetels. Het CDA lijkt trouwens niet te staan trappelen om zo’n nieuw avontuur met populisten aan te gaan.

Een progressief centrumkabinet van CDA, GL-PvdA, D66, PvdD en Volt lijkt in het daarvoor gunstigste geval ook mogelijk – 76 zetels. Voeg daar DENK en SP aan toe en je hebt het over een brede centrumlinkse meerderheid van mogelijk wel tot 82 zetels. Laat ze buiten beschouwing en voeg VVD en eventueel JA21 toe, dat dan wel zou moeten matigen op veel van haar meest populistische en antidemocratische thema’s, en je hebt het in het minst gunstige geval over 80 tot 91 zetels voor een ‘brede centrumcoalitie’. Belangrijker dan hoe dat precies zal blijken uit te pakken, is echter dat op de BBB na vrijwel geen partij meer écht lijkt te willen regeren met de PVV. Daarmee lijkt Wilders’ droom voorgoed vervlogen.

Hij werd geboren en groeide op in een rooms-katholiek gezin van vier in Venlo, Limburg. Zijn vader werd geboren in Maasbree in Nederland, zijn moeder was afkomstig uit Soekaboemi, een stad in Midden-Java in het voormalige Nederlands-Indië. Wilders’ grootmoeder aan moederszijde maakte deel uit van een Indisch-Nederlandse familie. Zijn grootvader aan moederszijde werkte bij het Ministerie van Koloniën als adjunct-directeur financieel toezicht in Oost-Java. Na ontslag wegens “ernstig wangedrag” keerde hij niet terug naar Nederlands-Indië en ontving hij geen pensioen, wat leidde tot financiële problemen voor het gezin.

Zijn middelbare schooldiploma’s voor zowel mavo als havo behaalde Wilders aan het St. Thomas College in Venlo. Na de middelbare school volgde hij een opleiding voor sociale verzekeringen en administratieve functies in Amsterdam. Tijdens deze opleiding werkte hij bij een verzekeringsmaatschappij en bouwde aan werkervaring en een praktische basis voor zijn latere politieke loopbaan.

Tijdens zijn militaire dienst van 1980 tot 1982 sprak hij met opluchting over het feit dat hij nooit een tent hoefde te delen met soldaten uit West-Duitsland tijdens gezamenlijke NAVO-oefeningen. Deze afkeer van Duitsers was mede ingegeven door de ervaringen van zijn vader, die tijdens de Tweede Wereldoorlog werkte als adjunct-directeur bij de Chemische Fabriek L. van der Grinten (het latere Océ). Hij moest onderduiken om aan de nazi’s te ontsnappen, wat diepe sporen naliet in het gezin. Een mythische vijand was daarmee al vroeg in Wilders’ leven aanwezig en de kiemen voor een afkeer van autoriteiten en een ‘wreker’-complex lijken al jong te zijn gelegd.

Na zijn diensttijd werkte Wilders in Israël op een mosjav (vergelijkbaar met een kibboets), waar hij zich naar eigen zeggen onmiddellijk helemaal thuis voelde en zag hoe “het land vocht voor zijn bestaansrecht”. Met het geld dat hij er had verdiend reisde hij door de naburig Arabische regio, waarvan hem – waar anderen bijvoorbeeld herinneringen koesteren aan de hartelijkheid en gastvrijheid van de bevolking en de prachtige landschappen – vooral “de grove onderdrukking door niet-democratische leiders”, de angst voor hen en de haat ten aanzien van Israël zouden bijblijven.

Na zijn terugkomst in Nederland haalde hij een aantal deelcertificaten voor rechtsgeleerdheid aan de Open Universiteit. Ook werkte hij enkele jaren bij de Ziekenfondsraad en de Sociale Verzekeringsraad. Daarna was een jonge Wilders tijdens de jaren ’90 actief binnen de VVD, waar hij zich vooral bezig hield met buitenlandse zaken en integratie. Hij viel toen al op door zijn aandacht voor het Midden-Oosten en zijn felle kritiek op landen als Iran en Saudi-Arabië. Kritiek waarin veel mensen zich konden vinden vanwege de repressieve religieuze cultuur in die landen en die Wilders een onmiskenbare profilering en ook een zekere populariteit opleverden. Zijn provocerende en compromisloze opstelling, ook op andere dossiers, bezorgden hem, als fractiemedewerker onder leiding van Frits Bolkestein, in die tijd een reputatie als geharde ‘rechtse liberaal’. 

Nadat hij op 25 augustus 1998 Kamerlid was geworden, kwam hij in het voorjaar van 1999 met plannen om de uitkeringsrechten, zoals inkomensafhankelijke subsidies, van WAO’ers met psychische klachten in te perken. Ook de individuele huursubsidie werd in zijn plan verlaagd, als prikkel om de ‘werklozen aan de slag te krijgen’. Let wel, het ging om ten minste gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers waar het bedrijfsleven niet om zat te springen. Tegen zijn ideeën liepen niet alleen de oppositiepartijen te hoop, maar ook de ‘paarse’ coalitiegenoten PvdA en D66, die de voorstellen als asociaal afdeden. Wilders hield vol dat ze juist “uiterst sociaal” waren en verklaarde over de hardheid van zijn formuleringen dat hij “geen diplomaat, maar politicus” was. Het lijkt erop dat hij van Bolkestein de kunst van uiterst polariserende en populistische proefballonnetjes oplaten al vroeg keurig had afgekeken.

Op 11 september 2001 pleegde het fundamentalistische al-Qaeda aanslagen op Amerikaanse bodem, die direct 3.000 dodelijke slachtoffers eisten en nog eens meer dan 6.000 doden tot gevolg hadden door de langdurige effecten. Ook Nederland was in de nasleep hiervan geruime tijd in de ban van de angst voor mogelijke terroristische aanslagen door moslimfundamentalisten. Vanaf 2002-2003 sprak Wilders dan ook niet alleen meer ver immigratie in het algemeen, maar verwees hij steeds vaker naar de islam als schadelijke invloed. Hij keerde zich hiermee tegen de koers van VVD-leider Gerrit Zalm en diens onderhandelingen met de PvdA over integratiebeleid. Na een conflict over de toetreding van Turkije tot de EU stapte Wilders in september 2004 uit de VVD-fractie en terwijl hij zich afzette tegen zijn oude partij, tekende zich direct een radicalisering af.

Kort daarna sprak hij voor het eerst ook nadrukkelijk over de islam als een bedreiging voor de Nederlandse en westerse samenleving. De angst voor de politieke islam of ‘islamisme’ zat er bij een deel van de bevolking goed in. Dit was een direct gevolg van diverse uitgevoerde en verijdelde aanslagen door moslimfundamentalisten in Europa in onder andere Spanje, Engeland, Frankrijk, Italië, Duitsland en België, maar ook in Turkije. Het anti-islam geluid van de toen 41-jarige en dus nog altijd jonge en ambitieuze Wilders leverde winst op in de peilingen. Ook Pim Fortuyn was intussen op het toneel verschenen en had zijn pijlen, behalve op de ‘paarse’ kabinetten van PvdA, VVD en D66, gericht op de islam. De moord op Fortuyn in mei 2002 had voor het escalerende debat, vooral in de zin van de overtrokken beschuldigingen van ‘demonisering’ die ‘rechts’ uitte jegens ‘links’, alleen erger kunnen zijn als deze was gepleegd door een moslimfundamentalist. De toon van het debat verhardde dan ook in 2004 nog verder toen in Amsterdam filmmaker Theo van Gogh werd vermoord door een jihadist.

In 2006 richtte Wilders de ‘Partij voor de Vrijheid’ (PVV) op. Centraal in zijn programma stond de islam als ‘bedreiging’. Zijn harde anti-islamstandpunt werd zijn politieke handelsmerk. Wilders begon uitspraken te doen als “de islam is meer een ideologie dan een religie” en wist hiermee vooral angstige en vreemdelingen vrezende kiezers aan zich te binden. Op andere, inhoudelijk onderwerpen stond de PVV verder niet of nauwelijks voor herkenbare standpunten. Vanaf 2007 pleitte hij voor maatregelen zoals een verbod op de Koran en de bouw van moskeeën. In 2008 bracht hij de film Fitna uit, waarin hij de islamitische teksten koppelde aan beelden van terrorisme en geweld. In reactie daarop en op eerdere anti-islam uitingen spraken moslim-fundamentalisten in met name Pakistan in de loop van de tijd meerdere fatwa’s tegen hem uit. Deze religieuze vonnissen riepen in Wilders’ geval deels ook op tot geweld tegen zijn persoon. Wilders heeft sindsdien altijd met persoonsbeveiliging en in onder andere hotels en safe houses moeten leven; de noodzaak daartoe is naar verluidt vanwege het dreigingsniveau nooit geheel verdwenen.

Terugkomend op het eerdergenoemde ‘wreker-complex’: dat is geen bestaande term in de psychiatrie en dus geen erkende diagnose of stoornis. In een literaire of populair-psychologische context wordt de term soms gebruikt om iemand te beschrijven die zichzelf obsessief ziet als degene die rechtvaardigheid moet herstellen en gefixeerde ideeën heeft over hoe dat moet gebeuren. In de psychologie past zo’n houding bij bekende begrippen als het wraakmotief (een thema dat wordt onderzocht in de forensische psychologie), paranoïde of narcistische trekken en Messias-complex (als iemand zichzelf ziet als de enige die bijvoorbeeld ‘recht’ kan brengen voor het ‘het volk’ en/of die denkt daarom te worden achter- of vervolgd) en het rechtvaardigingsmotief bij verbale agressie (een onderzoeksthema binnen de agressie- en geweldsstudie). Zo beschouwd is in het samenspel van omstandigheden waaronder Wilders is opgegroeid, leeft en werkt, en hoe hij zich uit, de term als duiding misschien helemaal niet zo vergezocht.

Een paar dagen vóór de gemeenteraadsverkiezingen in maart 2014 verklaarde Wilders tijdens een campagnebijeenkomst in Den Haag tegenover een NOS-verslaggever dat mensen op de PVV moesten stemmen voor een veiligere en socialere stad, “met als het even kan ook wat minder Marokkanen”. Het is de eerste keer dat hij openlijk aangeeft Marokkanen het land uit te willen werken. Een paar dagen later, tijdens een bijenkomst in Den Haag op de avond na de verkiezingen, stelde hij de zaal als laatste van drie vragen: “dus ik vraag aan jullie: willen jullie, in deze stad en in Nederland, meer of minder Marokkanen?” – Zaal: “Minder, minder, minder!” – Wilders: “Nou, dan gaan we dat regelen.” De rechtbank oordeelde hierover eind 2016 dat Wilders schuldig was aan groepsbelediging en aanzetten tot discriminatie. In 2021 concludeerde de Hoge Raad dat alleen van groepsbelediging sprake was, in een vonnis zonder strafoplegging. Aan de normalisering van Wilders’ discours droeg dat feitelijk ‘wegkomen met racisme’ slechts marginaal bij – die was toen al jaren gaande.

Het aandeel van de islam als godsdienst in de Nederlandse samenleving ligt al 25 jaar tussen 4,5 en 6 procent. Desondanks bleef Wilders hameren op een ‘tsunami van islamisering’, die alleen in zijn verwrongen werkelijkheid en geest bestaat. Daarbij benoemde hij niet-Westerse allochtonen en immigranten gaandeweg vaker als de dragers hiervan en richtte hij zijn haatspraak tevens steeds nadrukkelijker op asielzoekers in combinatie met de islam. Tijdens de laatste jaarlijkse Algemene Politieke Beschouwingen stelde hij daarbij dat ook het aandeel van de islam ten opzichte van andere religies in Nederland stijgt en schetste dat als een angstbeeld voor de toekomst. Steeds minder mensen rekenen zich echter tot een geloofsgemeenschap (2012: 53%, 2024: 44%; Bron: CBS). Wilders liet na het juiste gewicht te geven aan het feit dat de secularisering in Nederland, vooral onder katholieken en protestanten, de afgelopen 12 jaar gestaag doorzette en pas sinds 2023 afvlakt. Relatief gezien geldt dat bovendien ook voor moslims: het aantal Nederlanders dat zegt tot de moslimgemeente te behoren is in de afgelopen jaren toegenomen, maar de procentuele verhouding van moslims in de totale Nederlandse bevolking is relatief gezien wel lager dan in 2010. 

Zijn standpunten en situatie leverden Wilders door de jaren heen gestage zetelwinst op. Bij de verkiezingen in 2023 werd zijn PVV zelfs de grootste en verzamelde het veel stemmen met zijn standpunt inzake de ‘asielcrisis’. Die was overigens objectief gezien op dat moment al langere tijd eerder een opvangcrisis, veroorzaakt door een politiek gecreëerd gebrek aan capaciteit. Ook kreeg de PVV veel (nieuwe) proteststemmen van ontevreden kiezers die hun stem lieten horen tegen de gevolgen van het beleid dat werd gevoerd door opeenvolgende kabinetten Rutte – ooit nog Wilders’ leerling en later zijn politieke rivaal als ‘troonpretendent’ binnen de VVD. Veel concrete maatregelen, die in een coalitie met een democratische meerderheid als financieel, wettelijk en praktisch uitvoerbaar konden worden beschouwd om ontevredenheid weg te nemen en problemen op te lossen, bevatte het PVV-verkiezingsprogramma volgens de meeste analisten dan ook toen al niet.

In de 11 maanden na de totstandkoming en start van de regering Schoof – een premierschap van Wilders werd door coalitiepartners VVD, NSC en BBB niet geaccepteerd – tot aan de val daarvan omdat Wilders wegliep uit ‘zijn’ kabinet, kwam dan ook van de belangrijkste zaken die de PVV voor ‘het volk’ zei te willen realiseren, hoegenaamd niets terecht. Het afschaffen van het eigen risico in de zorg, bijvoorbeeld, sneuvelde om budgettaire redenen bijna geheel in de kabinetsonderhandelingen. Vrijwel iedere andere beleidsmaatregel of wetsvoorstel van het kabinet Schoof strandde of werd ten minste door de rechter teruggefloten dan wel door de Raad van State ontraden, doorgaans vanwege de praktische onuitvoerbaarheid of de strijdigheid met de Grondwet of andere, lagere wetten. Zijn partij – die maar één natuurlijk persoon als lid telt, hijzelf – bestuurt hij als een autoritair leider en zo zou hij, zoals blijkt uit diverse van zijn uitspraken, het liefst ook over Nederland heersen: als ‘sterke man’, met een tirannie van de meerderheid, ongeacht de gevolgen voor de minderheid. Dus niet als een volksvertegenwoordiging en regering die handelen in het belang van alle Nederlanders, en daarmee in strijd met Artikel 50 van de Grondwet.

In de tussentijd namen, sinds de oprichting van de PVV, partijen in het politieke centrum langzamerhand een deel van Wilders discours over. Aanslagen in onder andere Frankrijk in 2015 – in januari op de redactie van satirisch tijdschrift Charlie Hebdo en in november op concertzaal le Bataclan, het uitgaansleven en het Stade de France – en België in 2016 – op de luchthaven Zaventem bij Brussel en in de wijk Maalbeek – maar ook in Nice en Berlijn (2016), London, Stockholm en Manchester (2017), Carcassonne en Straatsburg (2018), Wenen (2020) en diverse incidenten en gevallen van zogenaamd lone actor-geweld, droegen bij aan een klimaat waarin ook conservatieve en zelfs progressieve partijen in het politieke centrum gaandeweg meer stemmen verloren aan de PVV. In reactie hierop schoven zij, met name in uitspraken en standpunten over asiel en migratie maar bijvoorbeeld ook over democratische grondbeginselen en de rechtsstaat, gaandeweg steeds verder op naar ‘rechts’. Als gevolg hiervan werden ook de meer radicale en antidemocratische uitspraken en opvattingen en stigmatiserende, groepsbeledigende en racistische uitingen en denkbeelden van niet alleen Wilders en andere PVV’ers, maar bijvoorbeeld ook FvD, BBB en in mindere mate VVD, JA21 en SGP, beetje bij beetje verder genormaliseerd.

Juiste dat lijkt ook Wilders’ voornaamste ‘verdienste’ te zijn na 27 jaar Kamerlidmaatschap. Hij heeft niet de gezondheidszorg of ouderenzorg helpen verbeteren, niet de arbeidsparticipatie helpen vergroten en niet bijvoorbeeld de bestaanszekerheid, arbeidsvoorwaarden- en omstandigheden en rechten en positie van zijn achterban helpen verbeteren. Althans, niet als wetgever in de regering, nauwelijks als medewetgever vanuit de Kamer, en niet of nauwelijks als Kamerlid, meestemmend met (initiatief)wetgeving vanuit bijvoorbeeld de oppositie die dat wel probeerde te doen. Wat hij wel deed is kinderachtig tegen de voorstellen van andere oppositiepartijen stemmen als die wel de positie van zijn eigen achterban konden verbeteren, maar hem te veel van ‘links’ kwamen. Hij heeft er belangrijk aan bijgedragen dat de toon en de taal in de Tweede Kamer verruwden en er daarmee ook voor gezorgd dat ook het antidemocratisch en ongrondwettelijk gedachtegoed van mee naar ‘rechts’ opschuivende partijen steeds normaler werden. Hetzelfde kan gesteld worden met betrekking tot het nodeloos stigmatiseren en beledigen van (minderheids-)groepen in de samenleving.

Alsof een land, een democratie en een rechtsstaat ooit beter worden van het misbruiken van individuele vrijheid, het overschrijden van de grenzen van wat fatsoenlijk en redelijk is en het je gedragen als een ongemanierde hork. Iedere Nederlander met een onsje ouderwetse opvoeding weet vanuit zijn eigen straat of buurt dat het tegendeel waar is. En iedere Nederlander die heeft gezien wat rechtsextremistisch tuig aan redeloze intimidatie en geweld op de samenleving loslieten, bijvoorbeeld op 14 mei in Katwijk en op 20 september in Den Haag, kan zien wat het gevolg is van het steeds normaler worden van dat soort politiek en ideologieën.

Het beste bewijs van het versterkende effect hiervan op Wilders zelf is zijn eerdergenoemde betoog tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen na Prinsjesdag, dat één onsamenhangende en eenzijdige anti-asiel, anti-‘niet-Westerse allochtoon’, anti-islam litanie was. We zouden het gerust een ‘on-Haagse rant’ kunnen noemen, ware het niet dat Wilders ook die in 20 jaar tijd heeft genormaliseerd. Nederland snakt naar een brede, niet rede-loze maar juist rede-lijke politieke meerderheid, die adequate en actuele oplossingen biedt voor de energietransitie, de bestaanszekerheid en kosten van het levensonderhoud, de capaciteitsproblemen en financiering van de zorg, jeugdzorg en geestelijke gezondheidszorg, de vergrijzing, de volkshuisvesting, de bereikbaarheid, de verduurzaming en vergroening, het onderwijs, de georganiseerde misdaad, de stikstofcrisis, de klimaatmitigatie en -adaptatie en de (inter)nationale veiligheid en rechtsorde. Desondanks sprak Wilders slechts 10 minuten over nog niet een fractie van al die zaken en maar wel liefst bijna 2 uur over wat in alle opzichten bijzaken zijn.

Van een politicus die daadwerkelijk iets voor zijn achterban wil bereiken, zou je verwachten dat die, in een land dat sinds de Tweede Wereldoorlog altijd coalitieregeringen heeft gekend,  samenwerkt met andere partijen om met geven en nemen het best haalbare te realiseren. Zelfs in de radicaal-rechtse regering Schoof bleek Wilders daartoe niet in staat en moesten zijn coalitiepartners bereid zijn om de Grondwet en internationale verdragen te negeren, zodat hij zijn antidemocratische zin kon doordrukken. Wilders’ agenda is sinds 2006 nooit geweest om met wie dan ook samen te werken aan een Nederland dat antwoorden vindt op de vele uitdagingen van onze tijd. Hij heeft altijd alleen asielmigratie en de islam in zijn vizier gehad en het zware werk, het vinden van oplossingen voor de veel bredere dagelijkse problemen van zijn groeiende achterban, altijd overgelaten aan anderen. 

Afgezien van die problemen, waarin Nederland op dit moment vrijwel stilstaat en waardoor het dagelijks schade oploopt voor onze toekomst en die van onze kinderen en kleinkinderen: asiel vormde in 2024 slecht 14,5% van de immigratie in Nederland. Het grootste deel van die immigratie betreft arbeid en gezin en weer het merendeel daarvan is afkomstig uit de EU en EFTA-landen (met associatieverdragen met de EU). Van de moslims uit niet-EFTA, vaak niet-Westerse landen, volgt in heel Europa en ook Nederland meer dan 95 procent gematigde, dus niet-fundamentalistische, scholen van de islam. De overige minder dan 5 procent streeft over het algemeen geen terroristisch geweld na of is voor naar schatting 60-80 procent in beeld bij de veiligheidsdiensten.

Absoluut, voor degenen die radicaliseren en voor fundamentalisten zijn effectief beleid en middelen nodig in de zin van preventie, opsporing en handhaving. Maar die zijn altíjd nodig en waakzaamheid blijft altíjd geboden. Er is in wezen geen groter probleem dan dat er altijd al is geweest met religieuze of politieke terroristen, of die nu IRA, ETA, RAF, RARA of met neonazisme, fascisme, PVV, FvD of BBB sympathiserende relschoppers heetten of heten. Maar VVD, BBB, JA21, SGP en FvD laten zich ook deze verkiezingen weer verleiden om onverdraagzaam mee te hijgen, in Wilders’ kielzog alles demoniserend dat ‘links’ heet te zijn of progressief is en opkomt voor democratische en rechtstatelijke waarden. De recente, illegitieme antifa-motie en de aanvankelijke weigering van deze partijen om het rechtsextremistische, politieke karakter te benoemen van het geweld op 20 september tijdens de radicaal-rechtse demonstratie in Den Haag, zijn daarvan de tekenen aan de wand.

Tegelijkertijd is er ten opzichte van de verkiezingen in 2023 het nodige veranderd. Ook nu, in de aanloop naar 29 oktober, is het overwegende oordeel van de politieke analisten dat het programma van de PVV te weinig aanknopingspunten biedt voor een werkbare samenwerking met voldoende andere partijen. Zelfs de VVD, die zich nog verder als een PVV-light is gaan positioneren, begrijpt dat je met het beperken van d asielmigratie die een factor 3 kleiner is dan de totale arbeidsmigratie – overwegend voor laagbetaald werk dat de leefomgeving Nederland onevenredig belast – de oorlog niet gaat winnen. Er is, zoals gezegd, meer te doen in ons land.

Desondanks blijft in de laatste peilingen de PVV weliswaar opnieuw de grootste partij, maar daar tegenover eindigt NSC zoals gezegd nu al geruime tijd stabiel op nul (0) zetels en halen de overige drie oud-coalitiepartners PVV, VVD en BBB, zelfs met JA21, SGP en FvD erbij, zoals de peilingen nu aangeven, waarschijnlijk geen Kamermeerderheid. Bovendien is in elk geval de VVD, na het weglopen van de PVV uit het kabinet Schoof, niet zomaar bereid om weer met de PVV te onderhandelen, laat staat te regeren. Binnen een brede centrumcoalitie, waarvan heel eventueel ook de VVD deel zou kunnen uitmaken, bestaat geen draagvlak voor regeringsdeelname door de onbetrouwbare en uitgesproken antidemocratische PVV. Daarmee lijkt de rol voor die partij in het centrum van de macht normaliter tot 2030 uitgespeeld.

Wilders zelf, ondertussen, is eenvoudigweg een bange, oude man geworden. Dat zou wellicht iedereen zijn die, zoals hij, dagelijks voor zijn leven afhankelijk is van persoonsbeveiliging. Je gunt dat niemand. Maar Wilders was al bang; hij groeide op binnen een teleurgestelde, ‘tekort gedane’ familie in de middenklasse in Limburg met een angst voor vreemdelingen en afkeer en haat voor onderdrukkers, autoriteiten en ‘de elite’. Toen eind jaren ’80, begin jaren ’90 de Duitsermoppen en de legitimering en sociale acceptatie van zijn geërfde ‘moffenhaat’ waren verdwenen, was in zijn wereldbeeld simpelweg een nieuwe zondebok nodig. 

Was hij wellicht altijd al een bange man, hij is bovendien een man die in angst en vreemdelingenhaat macht rook en is blijven ruiken. Een man die door de jaren heen, als een schoolpleinpestkop, steeds weer groepen en individuen, zoals collega-politici en journalisten, bleef kleineren en tot zondebok bleef maken om die macht te verzilveren. Door zich met die combinatie van angst en opportunisme steeds weer op ‘asiel’, ‘de islam’ en ‘moslims’ te blijven richten, vecht hij tegen windmolens – die hij trouwens ook verafschuwt omdat ze niet bij Nederland horen, on-Nederlands zijn. 

Sommige zware beroepen zijn uitgezonderd van de algemene pensioenleeftijd. Zoals Wilders zijn beroep vanuit zijn eigen beweegredenen en complexe psychische gesteldheid heeft uitgevoerd, en noodgedwongen nog steeds moet uitvoeren, komt hij daarvoor ruimschoots in aanmerking. Als hij ook nog slecht is in loslaten, zal hij misschien nog vier jaar vanuit de Kamer wedstrijdjes vérplassen, azijn zeiken en gal spuwen op asiel en migratie doen met JA21, Fvd en BBB, maar daarmee ondertussen weer niemand die op hem stemt een dienst bewijzen. Hij klinkt niet alleen als een grijsgedraaide plaat met een onnodig bange boodschap, ook zijn gezicht en haar zijn grijs geworden. Hij is nu 62 jaar oud en beseft ongetwijfeld zelf ook dat zijn dagen als politieke factor van belang geteld zijn. Een prachtig moment om hem uit te zwaaien en van zijn vervroegde pensioen te laten genieten.

Hopelijk voor hem wordt dat een minder angstige fase van zijn leven. Misschien zorgt straks een onbevooroordeelde, verdraagzame, zorgzame en zachtaardige moslim verpleger of verpleegster wel voor hem en ziet Geert Wilders het licht nog. In elk geval moet de politiek in Nederland niet langer toestaan dat zijn irrationele angsten en zijn haatspraak de toon van het debat bepalen. Het is na zevenentwintig jaar tijd voor een ander, hoopvoller geluid.

De afbeelding is AI-gegenereerd en is gebaseerd op een portret van Wilders op petities.nl.

Martin Jansen (1970) studeerde bedrijfseconomie en is nog altijd woonachtig in Rotterdam, waar hij werkt als publicist, schrijver en zelfstandig professional. Hij woont en werkt één week per maand bij zijn partner in Parijs en is gescheiden vader van twee kinderen van 21 en 24. Mede voor hen schrijft hij over politiek, geschiedenis, democratie en rechtsstaat, en menselijkheid. Hij is één van de ‘rechtsstaatwachters’ van de ‘Commissie van Waakzaamheid’, maakt deel uit van het schrijverscollectief Anti-Populista en werkt aan zijn eerste roman.