Ik zou graag zeggen dat ik mij vergist heb in de nieuwe koers van het CDA. Anders dan zijn voorgangers heeft Henri Bontenbal immers ogenschijnlijk een principieel standpunt ingenomen met betrekking tot de uitsluiting van de populistische PVV, wier uitgangspunten en doeleinden niet verenigbaar zijn met de fundamenten van de democratische rechtsstaat. Net zoals D’66 verklaarde het CDA bij monde van Henri Bontenbal elke vorm van samenwerking met de PVV op voorhand uit te sluiten. Dat is een positie die het CDA sinds het verbod van CP’86 in 1998 niet meer tegenover een politieke partij heeft ingenomen, en het leek er even op dat het CDA zowaar iets van een ruggengraat had ontwikkeld.
Ik zou dus graag hebben gezegd dat dat de uitlating van Bontenbal dat het CDA liever een coalitie aangaat met JA21 dan met PvdA/GroenLinks mij heeft verrast. Maar dat is niet zo, en ik kan dat niet. Als jurist dien ik mij immers bezig te houden met concrete en objectief verifieerbare feiten, en de realiteit is dat het CDA het, in goed Amsterdams, een kolerezorg zal zijn met wíe zij kan regeren áls ze maar kan haar regeren en zoláng ze maar kan regeren. Het CDA wordt immers gekenmerkt door slechts twee constanten. Het eerste is dat het CDA sinds haar oprichting aan vrijwel elk kabinet heeft deelgenomen. Tot kabinet Schoof waren de kabinetten Paars I en Paars II de enige twee uitzonderingen op die regel. Jammer genoeg is het een feit dat die twee kabinetten het aanmerkelijk beter hebben gedaan dan diverse kabinetten voor hen en letterlijk élk kabinet daarna, geen aanleiding geweest voor meer kabinetten zonder het CDA. Om welke reden dan ook beschouwen sommigen het CDA kennelijk nog altijd als een deugdelijke (midden) partij en vindt men het om onverklaarbare redenen verstandig om hun stem te verlenen aan een partij waarvan de enige andere constante is dat er geen constante is. Het CDA wordt namelijk niet gehinderd door een politieke ideologie of een feitelijk objectief bepaalbare politieke agenda.
Het CDA is conservatief noch progressief of, liever gezegd, al gelang het haar uitkomt de ene keer het een en dan weer het ander, is socialistisch c.q. sociaaldemocratisch noch liberaal of liever gezegd al gelang het haar uitkomt de ene keer het een en dan weer het ander, steevast overgoten met een vaag christelijk sausje behalve als het CDA beter uitkomt om dat niet te doen. Het CDA wisselt even vaak en met hetzelfde gemak van standpunt als de gemiddelde Nederlander van ondergoed. Dat maakt het CDA het politieke equivalent van de Rivella-reclame met het motto: “doe maar wat leuks.”
Zo was het voor het CDA geen enkel probleem om een coalitie aan te gaan met de lijst Pim Fortuyn, welke evident discriminatore, racistische en illiberale standpunten uitdroeg die zonder meer strijdig waren met tal van fundamentele grond- en verdragsrechten. Een partij waarvan de lijsttrekker de term islamisering heeft ingevoerd en die zonder schroom moslims en ‘niet- Westerse’ vreemdelingen demoniseerde op een wijze die vóór de komst van Fortuyn steevast reden en grondslag was voor vordering van een verbod en of ontbinding van een politieke partij. Maar de LPF was zodanig populair geworden dat het CDA de kans bood om niet meer te hoeven lijden onder het gemís van kabinetszetels. Dus besloot zij tot een coalitie met LPF, een partij die, nog afgezien van haar abjecte populisme, op geen enkele wijze over ook maar iemand met enige bestuurservaring beschikte en voorspelbaar ongeschikt was met leden die elkaar tijdens de verkiezingen al de tent uitvochten. Hierdoor kwam de eerste van de drie misgeboortes uit de Nederlandse politieke geschiedenis tot stand. De voorspelbare val van kabinet Balkenende I kwam dan ook voor niemand als verrassing.
Verrassend was evenmin dat het CDA goed beschouwd niet op die blunder is afgerekend en dat Balkenende I werd opgevolgd door Balkenende II, III en IV. Voorspelbaar was ook dat het CDA op het gebied van onder meer migratie, sociale zekerheid en justitie, om nog te zwijgen over defensie, gedurende deze 4 kabinetten voortdurend alle kanten op schoot, en dat in meer dan één geval gold dat het nieuwe kabinet door het CDA geleide kabinet het beleid van het oude door het CDA geleide kabinet onderuit trok. Eén gevolg van dat continu wisselen van positie was het ontstaan van de Toeslagenaffaire. Hoewel op Antipopulista en elders geregeld scherpe kritiek is geuit op de ruggengraatloosheid van ‘Sint’ Pieter Omtzigt in dat kader geldt natuurlijk dat hij zijn tweeslachtigheid heeft geleerd binnen het CDA en zou het vreemder zijn geweest als Omtzigt wel een deugdelijk en bekwaam politicus zou zijn geworden dan de schijnheilige en opportunistische non-valeur die hij bleek te zijn. Het continu onderuit halen van (min of meer) het eigen beleid na elke coalitiepartnerwisseling kende echter wel een prijs en kostte het CDA uiteindelijk voldoende stemmen om niet langer als belangrijkste regeringspartij deel te kunnen uitmaken van een kabinet. De enige mogelijkheid voor het CDA na Balkende IV om toch te kunnen regeren was om – opnieuw – samen te gaan merken met een openlijk discriminatoire, racistische en illiberale partij. Dit keer weliswaar niet binnen een coalitie, maar met de PVV als gedoogpartner voor het minderheidskabinet. Hoewel dit keer wel sprake was van ernstige bezwaren binnen de partij, sommige prominente CDA’ers zoals Ernst Hirsch Ballin openlijk afstand namen van die keuze en opnieuw iedereen met ook maar een fractie aan politiek inzicht op zijn vingers kon natellen dat ook dit kabinet niet levensvatbaar zou zijn, vond het CDA regeren omwille van het regeren belangrijker dan het maken van principiële keuzes en dus werd kabinet Rutte I geboren. Hoewel dat kabinet het weliswaar wat langer volhield dan Balkenende I, bleek ook dit een pijnlijk gênante blunder te zijn.
Ondanks het feit dat het CDA – net zoals andere reguliere partijen – de laatste pakweg vijftien jaar een wat gematigder verhaal probeerde op te hangen dan de PVV, maar dat toch illiberaal, discriminatoir en racistisch genoeg was/is om de onderbuik te paaien, was ze tegen het eind van de desastreuze Rutte-kabinetten zoveel zetels kwijtgeraakt dat ze geheel dreigde te verdwijnen. Hoewel ze uiteindelijk net overleefde maakte ze hierdoor na de val van Rutte IV voor de derde keer in de politieke Nederlandse geschiedenis geen deel uit van het kabinet. Na de – opnieuw – voorspelbare val van het even amateuristisch als populistisch ‘onderbuikkabinet’ Schoof, leek het CDA even haar les en vooral enige bescheidenheid te hebben geleerd. Dat bleek al snel ijdele hoop, toen Bontenbal – hoewel hij samenwerking met de PVV uitsloot – op de oude voet campagne voerde door vooral te roepen dat het CDA christelijk ‘fatsoenlijk’ is en voor de rest af te geven op andere partijen zonder ze teveel af te stoten – omdat je immers nooit weet met wie je zult regeren – zonder met een echt eigen visie te komen. Ook het feit dat het CDA publiekelijk verklaarde om na het debacle van kabinet Schoof nu eindelijk samen het algemeen belang het te willen behartigen overtuigde niet, niet in de laatste plaats vanwege het feit dat men wel zonder gêne het narratief van de migratieproblematiek blijft opwerpen terwijl er sprake is van een tekortschietende opvang en aanpak in plaats van een toenemende aanstroom. Want het CDA wil de ‘onderbuikkiezer’ – die weliswaar is weggelopen bij de PVV, maar nog steeds een gemakkelijke zondebok zoekt voor problemen – niet kwijtraken. Daarom negeert Bontenbal dat de nummer twee van JA21 openlijk racistisch is en net zoals LPF en PVV bestaat uit een samenraapsel van politieke prutsers en mislukkelingen uit partijen die zelfs zij FvD en NSC niet langer wilden, hebben terwijl die partijen evenmin als LPF en PVV beschikken over bestuurskwaliteiten, kennis of ervaring. Daarom wilde Bontenbal JA21 niet uitsluiten en de VVD niet voor een ultimatum stellen, want het CDA wil weer regeren om te regeren, en met uitzondering van met de PVV ongeacht met welke partij. Dat maakt Bontenbal een even onbetrouwbaar en ruggengraatloos weekdier als zijn voorgangers.
Een waarlijke bonte kwal…..
