Het probleem van de moderne politiek is dat we teveel politici hebben en te weinig staatslieden. Er bestaat een wezenlijk verschil tussen de twee. Zowel de politicus of politica als de staatsman of -vrouw houden zich bezig met het metier van de politieke besluitvorming. Politici stellen zich echter verkiesbaar om te doen wat de kiezer van hen verlangt. Staatslieden stellen zich verkiesbaar om het algemeen belang te dienen ongeacht wat de kiezer wil. Een politicus of politica baseert zich op de fictie van ‘de wil van het volk’ en zal daarom vooral populaire – veelal op de waan van de dag gebaseerde standpunten verkondigen en zeggen wat kiezers willen horen en hen alles beloven wat ze willen om aan de macht te komen en te blijven. Een staatsman zal vertellen waar hij voor of zij voor staat. Het zijn van politicus is een kwestie van persoonlijke populariteit, het zijn van staatsman of -vrouw van persoonlijke kwaliteiten, aantoonbare vaardigheden en persoonlijke prestaties.

Een politicus of politica promoot zichzelf of zijn/haar partij. Een staatsman of vrouw presenteert zijn of haar visie/idealen. Een staatsman heeft bepaalde kernwaarden en zal zijn overtuigingen niet veranderen om zijn of haar politieke carrière vooruit te helpen. Politici laten deugdelijke plannen varen wanneer die niet populair blijken te zijn, of zetten juist ondeugdelijke plannen door wanneer die kunnen steunen op grote populariteit onder ‘de kiezers’, en kijken naar de gevolgen van door hen gemaakt en uitgevoerd beleid voor hun carrière, veelal op de korte termijn. Staatslieden voeren noodzakelijke maatregelen door, ongeacht het gebrek aan populariteit ervan, en kijken naar de gevolgen van door hen gemaakt en uitgevoerd beleid voor de staat en samenleving, doorgaans op de lange termijn. Politici onderwerpen zich aan partijpolitiek, staatslieden staan daarboven.

Cicero schreef circa tweeduizend jaar geleden dat een groot staatsman niet hoefde af te stammen van de  aristocratische elite, maar wel moest beschikken over virtus (deugd), iustitia (rechtvaardigheidsgevoel), sapientia (wijsheid) en dignitas (ruwweg vertaald als waardigheid). Idealiter vertoont een waar staatsman of -vrouw ook matigheid, vrijgevigheid en grootmoedigheid.

Vertaald naar de moderne tijd draait het om eigenschappen als rechtsstatelijk besef, opofferingsbereidheid, integriteit, gedrevenheid, standvastigheid, strijdvaardigheid, empathie en kennis van zaken. Idealiter is deze een Einzelgänger in positieve zin, zodat hij of zij ook voor zijn of haar idealen staat en blijft staan als niemand anders hem of haar steunt, zonder stijfkoppig te zijn tegen beter weten in. Politici beschikken zelden over meer dan een grote mond, luide stem, stijfkoppigheid en de bereidheid en vaardigheid om zich in te likken. Daarom is het leven van politici in de regel veel gemakkelijker dan dat van staatslieden.

Daarom bereiken de meeste politici bitter weinig en halen ze op zijn best de kranten en het journaal. Daarom brengen veel staatslieden ondanks tegenslagen ware verandering teweeg en verdienen zij een plaats in de geschiedenisboeken.

Wat we nodig hebben zijn dan ook veel meer staatslieden en veel minder politici.