Over misschien de beste minister-president die Nederland niet kreeg

“Een stabiel kabinet dat luistert en verbindt — dat is wat Nederland nu nodig heeft”, aldus de communicatieafdeling van de Sociaal Economische Raad eerder deze week. Het was fijn dat de afzender erbij stond, ik vroeg me direct af wiens zoetsappige, open deuren intrappende campagne-uiting ik nu weer te zien kreeg.

Op zondag 5 oktober schoof (geen woordgrap) SER-voorzitter Kim Putters aan tafel bij het VPRO tv-programma Buitenhof. Hij pleitte voor meer samenwerking en stabiliteit in plaats van politieke strijd. Putters benadrukte dat grote vraagstukken zoals energietransitie, migratie en economische vernieuwing niet door één kabinet of partij kunnen worden opgelost. Zijn oproep: zoek breed draagvlak in de Tweede Kamer, werk meerjarig en betrek de stille middengroep die vaak niet wordt gehoord.

Klaas Dijkhoffs ‘Voor Ons Nederland’, VON, meets SER, kan daar niet een mooi anagram van worden gebrouwen? Met SNOVER heb je bijna ‘snoever’; kan een ‘snover’ iemand zijn die ooit een snoever was? Een VVD-spijtoptant? “Ik geloofde wel in eerlijk verdienen, maar niet in eerlijk delen – nu geloof ik ook niet meer in Dilan”? Mooie campagneleus, ook – voor de concurrentie dan. ONVERS? Lijkt op ‘onfris’, maar zover wil ik echt niet gaan. Sorry, ik dwaal direct al af.

Kim Putters had in Buitenhof een boel zinnigs te zeggen, maar ik zal de enige niet zijn wiens eerste intuïtieve associatie was: radicaal-rechts experiment collaborateur. Toch zei hij zoveel zinnigs dat ik dacht, wacht even, en mijn geheugen maar eens ben gaan opfrissen; ik heb zo’n donkerbruin vermoeden dat we van Putters de komende tijd nog meer gaan horen. Al opfrissend viel me op hoe ‘gunstig’ alle voortekenen toch waren, voor Geert Wilders’ gedroomde regeringsverantwoordelijkheid voor zijn ondemocratische eenmanspartij PVV.

Na de maatschappelijke schokgolf van de comfortabele Kamermeerderheid die PVV, VVD, NSC en (klein bier) BBB in 2023 samen haalden, was de logische eerste optie een radicaal-rechtse coalitie. Niet dat je NSC van tevoren per se zo zou hebben betiteld, misschien – in tegenstelling tot de van ideologische armoede maar breed lachend met de PVV mee geradicaliseerde roofbouwliberalen van de VVD. Maar Omtzigt voelde mogelijk de rek al uit zich trekken en had wellicht toch ook een beetje een Messiascomplex; een doornenkrans moet de grote martelaar van de 21e-eeuwse parlementaire geschiedenis op de een of andere manier aantrekkelijk hebben geleken, als kroon op zijn carrière. Je wilt waarschijnlijk ook niet weten wat er in zijn geluiddichte kelder staat, ligt en hangt, zal ik maar zeggen.

Hoe het ook zij, wat zich aandiende was een periode van meer dan zes maanden die werd gekenmerkt door onvermijdelijke en onophoudelijke schermutselingen en vermakelijk ouderwets-rechts moddergooien in de media over wie het ergst het uitleven van radicaal-rechtse onderdrukkingsfantasieën dwarsboomde. De kwalificaties ‘kleuterklas’ en ‘vechthuwelijk’, nota bene al in de verlovingstijd, vielen geregeld en als het niet zo in- en intreurig was, had je een half jaar lang geen bescheurkalender nodig gehad.

Aanvankelijk werd een door Wilders gekozen onbekende uit eigen gelederen, Eerste Kamerlid voor de PVV Gom van Strien, benoemd als eerste verkenner. Deze moest echter nog vóór hij ook maar één gesprek had gevoerd al teruggetreden, in verband met de onthulling dat er een aangifte tegen hem liep door een oud-werkgever, wegens fraude, oplichting en omkoping. Vervolgens werd, ook op voordracht van Wilders, op 28 november 2023 een nieuwe verkenner benoemd: Ronald Plasterk, voormalig PvdA’er en oud-minister, door buitenaardse wezens nadien omgebouwd tot Volk en Vaderland-… eh, sorry, Telegraaf-columnist. Hij was Wilders’ keuze als reserve-premier voor het geval de andere partijen een premierschap niet zouden pruimen – waar alle tekenen al vroeg op wezen.

Nog vóór het kerstreces, maar blijkbaar toch na iets te veel drank of hallucinogene middelen, was de conclusie dat er potentieel was voor samenwerking, maar ook grote wederzijdse twijfel en wantrouwen. Met dat gevoel waren alle partijen al vertrouwd vanuit hun xenofobie en Plasterk stond, bij het vooruitzicht de eerste naoorlogse, radicaal-rechtse regering te gaan leiden,  te kwispelen en kwijlen als een ingeteelde bordercollie – die kunnen ook intelligent en enthousiast zijn, maar bij onvoldoende mentale uitdaging neurotisch of grillig gedrag vertonen.

Op 13 december 2023 werd Plasterk dan ook door de Tweede Kamer benoemd tot informateur. Zijn opdracht: nagaan of er een gezamenlijke basislijn bestond voor het waarborgen van de Grondwet, de grondrechten en de democratische rechtsstaat – je vraagt je af hoe we überhaupt terecht kwamen in een Kafkaësk toneelstuk waarin dát een thema moest zijn; dat móet ook iets te maken hebben met die één zesde van de Nederlanders die nog gelooft in de omvolkingstheorie en Zwarte Piet – en nagaan of er perspectief was op het bereiken van overeenstemming over een aantal belangrijke onderwerpen. Ruim 40 procent van de Nederlanders twijfelde er direct al niet aan dat, als het belangrijke onderwerp ook maar enigszins uitnodigde tot discriminatie, xenofobie, islamofobie of racisme, die overeenstemming voor de PVV, VVD, NSC en BBB spreekwoordelijk kaasje was.

Op 12 februari 2024 bood Plasterk zijn eindrapport aan, waarin hij de eerste vraag beantwoordde met een ‘ja’, maar de tweede vraag niet helemaal kon uitwerken omdat het NSC de bespreektafel kort voor afloop van de informatieronde had verlaten. Plasterk deed de aanbeveling om op basis van een akkoord op hoofdlijnen zo snel mogelijk een kabinet te vormen dat recht zou doen aan de verkiezingsuitslag.

Plasterk had al in dit stadium een ‘hoog over’ concept voor zo’n akkoord klaar — het fundament van wat later het hoofdlijnenakkoord van het kabinet ‘niet-Wilders/Schoof’ zou worden. PVV, VVD, NSC en BBB konden zich ‘op hoofdlijnen’ vinden in die plannen ‘op hoofdlijnen’. (Ik stel me hierbij één van Plasterks gebruikelijke, redeloze columns in de Telegraaf voor, maar dan net teveel een long read voor de attentiespanne van de doorsnee, koppensnellende Telegraaflezer.) Op die abstractie van een abstractie wilden de partijen alleen samen geen ministers leveren.

En toen kwam er een olifant (Mark Rutte had nog zo gezegd, jongens, géén…) met een heel lange snuit en die blies het verhaaltje uit. Kort na zijn rapport ontstond er al controverse rond Plasterks persoon, naar verluidt onder andere in verband met aanvaringen met Omtzigt in de eerste formatiefase. Plasterk zou dan ook niet doorgaan naar de volgende ronde.

Later, in mei 2024, kwam naar buiten dat hij ook betrokken zou zijn bij een octrooizaak over een medische vinding en rezen er vragen over integriteit, transparantie en geldstromen. Daardoor kwam zijn geloofwaardigheid als mogelijk premier ook buiten de achterkamertjes onder druk te staan. De Kamer rook bloed en onder groeiende kritiek, overigens ook van NSC en VVD, trok Plasterk zich op 20 mei terug als beoogd kandidaat-premier.

Je zou bijna medelijden met hem hebben gehad, als niet zo akelig denkbaar was dat één van de dingen die hij het liefst als eerste bij decreet had gedaan, het ont-verbieden van de NSB zou zijn geweest. Zodat hij na zijn gedroomde premierschap zijn columns wel voor Volk en Vaderland had kunnen schrijven, met niet Joden en bolsjewieken, maar moslims, asielzoekers en GL-PvdA als zondebokken. Het is misschien ook daarom, dat hij zich daarop na mei 2024 in de Telegraaf nog rabiater is gaan richten.

Terug naar februari 2024: men ging op zoek naar een onafhankelijke persoon om het formatieproces te redden. Exit stage right: Donald Plastrump… eh Ronald Plasterk, enter stage left… jawel: Kim Putters. Op 14 februari werd de toen 50-jarige SER-voorzitter op voordracht van Wilders door de Kamer benoemd als derde informateur. Zijn opdracht: “de mogelijkheden te onderzoeken voor een vruchtbare politieke samenwerking die recht doet aan de verkiezingsuitslag inclusief de grote verschuivingen die daarbij hebben plaatsgevonden, en kan rekenen op voldoende steun in de volksvertegenwoordiging, bijvoorbeeld in de vorm van een extraparlementair-, gedoog- of minderheidskabinet, en deze opdracht binnen vier weken af te ronden.”
Het doel was om een kabinet te vormen met vakministers van buiten de politiek, gesteund door PVV, VVD, NSC en BBB.

Terwijl Wilders gaandeweg de gesprekken definitief afscheid nam van het minister-presidentschap, omdat met name NSC en VVD niet mee wilden gaan in een te grote dominantie van de PVV, bleven de machtsverhoudingen onduidelijk. Omtzigt (NSC) trok zich deels terug in een positie van mogelijke gedoogsteun aan een minderheidskabinet, vanwege grote moeite met PVV-standpunten over de rechtsstaat, islam en mensenrechten. Putters’ opdracht om een zakenkabinet met vakministers op afstand van de partijen te vormen, leek vrijwel onuitvoerbaar omdat de partijen puntje bij paaltje meer politieke invloed wilden houden.

De onderlinge persoonlijke vertrouwensbanden tussen Wilders, Omtzigt, Yesilgöz en Van der Plas waren zo broos als Wilders’ overmatig geperoxideerde hoofdbeharing. Vooral tussen PVV en NSC/VVD ontbrak vertrouwen dat afspraken over rechtsstaat en EU-beleid zouden worden nageleefd – des te saillanter omdat NSC later toch menig ondemocratisch en/of ongrondwettelijk wetsvoorstel en motie steeds braaf bleef steunen.

Putters, die toch bekend stond als verbinder, miste een partijpolitieke machtsbasis om druk uit te oefenen. Het grootste struikelblok was daarbij – hoe is het toch mogelijk, als de op dat punt toch juist zo ‘redelijke’ PVV erbij betrokken is – migratie: de PVV wilde een asielstop die juridisch onhoudbaar zou zijn. NSC en VVD eisten dat verdragen (bijvoorbeeld het EVRM) werden gerespecteerd. Ook over klimaatdoelen en stikstofbeleid liepen de visies ver uiteen.

Op 14 maart leverde Putters zijn eindverslag op. Hij meende dat het ondanks alles mogelijk was met de vier partijen een programkabinet, een variant op een extraparlementair kabinet te vormen met een mix van bewindspersonen van binnen en buiten de politiek, en had met de vier partijleiders afgesproken dat geen van hen zitting zou nemen in zo’n nieuw kabinet. Zijn toelichting tijdens de persconferentie was een onverbloemde oproep aan de vier om verantwoordelijkheid te nemen bij het verder werken aan een programmatisch regeerakkoord op hoofdlijnen en te werken aan het onderlinge vertrouwen. Alsof je tegen vier pyromanen bij de vrijwillige brandweer zegt dat ze moeten beschrijven en uitvoeren hoe ze de volgende keer branden sneller en beter gaan blussen en aan teambuilding moeten gaan doen.

Op 20 maart 2024 droeg Wilders Richard van Zwol (CDA) voor als volgende informateur in de kabinetsformatie, tezamen met Elbert Dijkgraaf (SGP). Hun informatieperiode eindigde op 16 mei 2024 met de aanbieding van een eindverslag en een hoofdlijnenakkoord van de fracties van PVV, VVD, NSC en BBB. Plasterk werd op dat moment in de Haagse wandelgangen nog genoemd als beoogd minister-president, maar trok zich zoals al toegelicht 4 dagen later terug. In dit stadium van de formatie benaderde Wilders Putters vervolgens opnieuw, nu met de vraag of hij de rol van minister-president op zich wilde nemen, maar Putters bedankte voor de ‘eer’.

Uiteindelijk werd door de vier coalitiepartners op 28 mei 2024 de partijloze derde (of vierde?) keuze Dick Schoof voorgedragen als premierskandidaat. Tot dat moment was hij sinds maart 2020 secretaris-generaal van het ministerie van Justitie en Veiligheid, de hoogste ambtenaar van dat ministerie. Hij was oud-topman van de geheime dienst AIVD, Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) en oud-directeur van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en werkte eerder als topambtenaar op verschillende andere ministeries. Ook had hij een belangrijke ambtelijke rol bij de totstandkoming van de Vreemdelingenwet uit 2000, de maatregel waarin de toelating en uitzetting van vreemdelingen zijn geregeld. Hij was, kortom, ingewijd op vele beleidsterreinen en een ideaal ambtelijk duizenddingendoekje’ voor de agenda van Wilders.

Schoof was uiteraard een verschrikkelijke kandidaat. Een veelgehoord en valide punt van kritiek is dat hij als voormalig spy master en terrorismewaakhond een sterk wantrouwend en handhavingsprofiel heeft. We maken chefs van geheime diensten en vervolgingsapparaten in zichzelf respecterende democratieën in het algemeen geen regeringsleider. Dat deden ze vroeger, in landen zoals de Sovjet-Unie – Andropov was baas van de KGB toen hij communistisch dictator werd.

Toch werd Schoof op 2 juli 2024 beëdigd als minister-president, met zijn 67 jaar de oudste ooit in de Nederlandse geschiedenis. Op 13 september 2024 presenteerde hij het “regeerprogramma” van zijn radicaal-rechtse kabinet, waarin het gesloten hoofdlijnenakkoord verder werd uitgewerkt. Wat volgde was één, 8 maanden en 21 dagen lange aaneenschakeling van bestuurlijke en wetgevende onkunde en chaos, onconstitutionele en ongrondwettelijke opvattingen en antidemocratische en antirechtsstatelijke uitlatingen van bewindslieden en volksvertegenwoordigers van de coalitiepartijen – ‘partners’ dekt hier helaas echt de lading niet, tenzij je de echtgenoten in een schijnhuwelijk ook als partners wilt beschouwen. Die wanprestatie werd alleen afgewisseld met schaamteloze leugens, redeloosheid en onfatsoen over en richting democratische instituties, rechters, de Raad van State, minderheden in Nederland, vrijwilligers, de vrije media, mensen die hun recht op vrije demonstratie uitoefenden, de politie, collega-Kamerleden, slachtoffers van misdrijven en strafbare feiten en in feite de gehele Nederlandse bevolking.

Totdat Wilders op 3 juni de stekker eruit trok; niet vanwege dat alles, maar vanwege asiel en zijn moslimhaat. Maar het demissionaire kabinet ging rustig door met meer van hetzelfde – zelfs nadat op 22 augustus ook de NSC-bewindspersonen als ratten het gezonken schip verlieten, hun partij lieten verdrinken en naar de bodem van nul zetels lieten zinken, en de VVD en BBB als rompkabinet verder voeren op het zwalkende schip dat sindsdien telkens door de volgende wal wordt gekeerd.

Zo bezien denk ik dat Kim Putters de beste minister-president is die Nederland niet kreeg. Voor ‘nooit’ moeten we eerst maar eens afwachten wat 29 oktober brengt . Sowieso zou hijzelf er denk ik wel goed aan doen om niet te kort vóór de start van de formatie blijk te geven van wat meer zelfreflectie. Vóór de verkiezingsuitslag hoeven we daar niet op te rekenen: hij zal immers het boetekleed niet aantrekken voordat duidelijk is dat een nieuwe radicaal-rechtse regering echt niet meer tot de mogelijkheden behoort. Hij was nooit gekomen waar hij nu is zonder dergelijk opportunisme.

Tijdens het gesprek in Buitenhof sprak hij vooral over waarom hij het zo belangrijk vond de opdracht uit te voeren en zo de kabinetsformatie verder te helpen: snelheid, werken aan vertrouwen tussen mensen en hun overheid, ook in de uitvoering van beleid, waardoor burgers zich gehoord en betrokken weten, en vertrouwen organiseren in de manier van vormen van het kabinet. Het zijn de zaken die hij in zijn eindverslag ook al noemde. Ze verklaren niet waarom hij, gegeven de grote verschillen van inzicht in het correct omgaan met de rechtsstaat, mensenrechten en EU-afspraken, bleef meewerken aan de totstandkoming van een kabinet dat het grote risico in zich herbergde dat juist die principiële zaken op de tocht kwamen te staan, doordat één of twee partijen stug bleven volhouden aan de mogelijkheid ze op enig moment overboord te kunnen kieperen. PVV’ers en BBB’ers zetten niets in de koelkast om het er lang in te laten staan.

Anders gezegd: na ‘man overboord’ Plasterk koersten de partijen recht op een serie ijsbergen af. Twee partijen stonden erop om daar recht doorheen te varen en zelfs te proberen recht door ijsbergen heen te beuken. Putters heeft hen daarvoor met handige taal behoed en hen daarmee legitimiteit bezorgd om met een nutteloze ijsbergwacht te blijven doorvaren; de aanvaring en schipbreuk waren onvermijdelijk. Met zijn medewerking en zijn intelligentie, vaardigheden en kennis heeft hij radicaal- en extreemrechts in Nederland indirect helpen normaliseren.

Nu kan zijn naam mogelijk ooit weer op tafel komen als een kandidaat minister-president of minister, die weet te verbinden en boven de partijen kan staan in bijvoorbeeld een extraparlementair program-/zakenkabinet vanuit een brede coalitie. Vóór het zover is, zou het hem, als medeplichtige aan deze scheepsramp van een kabinet, sieren om uit te leggen wat hij heeft geprobeerd en wat hij daarbij blijkbaar heeft onderschat of misschien gewoon heeft laten gebeuren. Hoe dan ook heeft hij gefungeerd als enabler en je hoeft maar te kijken naar wat er op dit moment in de VS gebeurt om te beseffen waartoe die lankmoedige opstelling kan leiden.

Je kunt het ook anders bekijken. Putters voorzag wat er kon gaan gebeuren: de impasse die dreigde en de onberekenbaarheid van met name Wilders in zo’n situatie. Hij zag een kans om goed te doen en probeerde, vanuit een basis van respect voor zijn persoon die tenminste bij NSC en VVD aanwezig was, om democratie en rechtsstatelijkheid geborgd te krijgen in de formatie en een akkoord. Zijn eindverslag wekt ten minste die indruk, als je door de lagen ambtelijk-bestuurlijke ‘meel’ heen leest, vind ik persoonlijk. Dat de PVV en BBB Putters zouden misbruiken, zoals de Nazi’s de Joodse Raad, is voor mij zonneklaar. Naïef of te zeer ingegeven door typisch PvdA-maakbaarheidsdromen was diens keuze dus waarschijnlijk wel.

En stel, Putters had wel na een week of twee zijn opdracht teruggegeven? Ik vrees dat Wilders zich er niets van had aangetrokken. Die had de sleutel in handen van de enige kans voor de andere drie partijen om te regeren – iets dat elk van hen nodig had om aan de achterban te kunnen laten zien dat ze gegeven de kans ook echt iets met het mandaat gingen en doen en dus het vertrouwen überhaupt (nog) verdienden. Het kabinet was er rechtsom of rechtsom gekomen en met hun verregaande incompetentie gingen de coalitie partijen er onvermijdelijk altijd deze puinhoop van maken en kapseizen.

Hoe dan ook was Wilders’ vraag, eind mei 2024 aan Putters, allesbehalve een eervolle en deed Putters er goed aan te bedanken voor het premierschap. Ondanks alles is mijn indruk wel dat Putters een goede premier had kunnen zijn, maar dat de boel met hem, onder zijn iets principiëlere, staatsrechtelijk zuiverder leiding, waarschijnlijk al eerder zou zijn geklapt. Schoof was als oud AIVD- en NCTV-baas, niet vies van een beetje autoritair grensoverschrijdend gedrag, veel meer bereid dan Putters om de democratie en rechtsstaat terzijde te (laten) schuiven [1] en kon met steeds wanhopiger, voor macht tot elkaar veroordeeld radicaal-rechts wel zaken doen, door te accepteren dat hij een kabinet met goeddeels intellectuele en morele minkukels uit de dito partijkaders ging leiden.

Putters wil ik het voordeel van de twijfel geven. Schoof is wat mij betreft in het verhaal van het ‘kabinet niet-Wilders’ de enige echte belichaming van de ‘banaliteit van het kwaad’, zoals Hannah Arendt ooit het acteren van Adolf Eichmann beschreef. Noem mij naïef, maar Putters zie ik niet zou gauw doen wat Schoof met onder andere Veldkamp en Van Weel heeft gedaan als de ‘zu Befehl!’-uitvoerder van de gedoogsteun aan genocide. En terwijl ik dit opschrijf, besef ik hoe droevig het met de Nederlandse democratie en politiek gesteld is als zo’n vanzelfsprekendheid de ene kandidaat onderscheidt van de andere. 




[1] Uit interne documenten opgevraagd door NRC  bleek in 2024 dat Schoof als baas van de NCTV vanaf 2013, die dienst sinds 2014 burgers heeft laten volgen met online nepaccounts, terwijl juristen hem meermaals waarschuwden dat dit juridisch waarschijnlijk niet toegestaan was. Tegenover NRC bevestigden meerdere bronnen dat Schoof over de kwestie hoogst geïrriteerd tegen een medewerker zou hebben gezegd dat “wie nog een keer over die grondslag begint, zijn spullen [kan] pakken”. Het ging hierbij om het heimelijk volgen van onder andere “politieke campagneleiders, religieuze leiders, linkse en rechtse activisten”.