Al te vaak vinden er tijdens verkiezingscampagnes en op basis van de verkiezingsuitslagen in de politiek en de media oeverloze discussies plaats over welke partij de grootste is en welk Kamerlid de meeste stemmen heeft gekregen. In het geval van Wilders en Baudet komt die discussie soms compleet met al dan niet geïnsinueerde complotverhalen over stemfraude en kiezersbedrog, omdat daaraan volgens politici en media consequenties zouden moeten worden verbonden.

Zowel rechtsstatelijk als staatsrechtelijk is dat echter je reinste nonsens. In geen enkele wet of rechtsregel wordt er ook maar énig gevolg verbonden aan het aantal stemmen op een politieke partij – terwijl de figuur van politieke partijen hoe dan ook al niet of nauwelijks voorkomt in het staatsrecht.                                                                                                                   Anders dan vaak wordt beweerd, bestaat er niet eens een regel die stelt dat de partij met de meeste stemmen zonder meer deel moet uitmaken van de regering. Er zijn ook diverse precedenten in de moderne Nederlandse politieke historie waarbij juist dat niet het geval was, te weten; de kabinetten Van Agt I, Lubbers I en Balkende I. Of het toeval is dat dit stuk voor stuk kabinetten waren van CDA origine laat ik even voor wat het is.

De Grondwet kent ondanks diverse wijzigingen de figuur van politieke partijen überhaupt niet. Dat brengt met zich mee dat de grootte van een politieke partij er in principe niet toe doet want Kamerzetels zijn niet van de politieke partij, maar van de afzonderlijke Kamerleden.                                                                                                                      Op Antipopulista is al eerder betoogd dat de gedachte van het mandaat van de kiezer aan politieke partijen c.q. Kamerleden nergens op gebaseerd is, aangezien Nederland geen volkssoevereiniteit kent en artikel 67 lid 3 Grondwet nog altijd bepaalt dat Kamerleden zonder last moeten stemmen. Om die reden is de grootte van een politieke partij dan ook niet relevant. Die grootte bepaalt – anders dan Geert Wilders luidkeels beweert en in de media wordt herhaald – al evenmin wie als eerste het recht heeft om te proberen een kabinet te formeren of een verkenner te benoemen die zich bezighoudt met die vraag. Immers ook met betrekking tot de formatie van een kabinet is in Nederland niet of nauwelijks iets geregeld en is er uitsluitend sprake van bepaalde gebruiken en tradities die echter geen bindende rechtskracht hebben. De grootte van de partij noch het aantal stemmen op die partij bepaalt bijvoorbeeld evenmin wie de formateur benoemt, terwijl dat ook geen vertegenwoordiger hoeft te zijn van de grootste partij. Zo was Piet Steenkamp van de KVP informateur terwijl de ARP de grootste partij was.

Aldus maakt het geen moer uit of D’66 dan wel de PVV het grootste aantal kiezers achter zich heeft staan. Ook de vraag wie uiteindelijk de restzetel toegewezen zou krijgen is in dat geval niet relevant. Veel logischer zou het zijn om de bevoegdheid van de keuze van de verkenner/informateur over te laten aan de partij of politici die de grootste kans hebben om realistisch gezien een meerderheidskabinet te vormen. Dat betekent dat de PVV op basis van de verkiezingsuitslagen in 2025 geen recht van spreken heeft en zich niet dient te bemoeien met een de kabinetsformatie, nu is uitgesloten dat zij deel zal nemen aan het komende kabinet, zodat enige tussenkomst door de PVV realistisch gezien uitsluitend kan leiden tot onnodige vertraging In de formatie van een kabinet.Nog beter zou het, gelet op het debacle van de formatie van het kabinet Schoof, zonder meer wenselijk zijn om de bevoegdheid tot benoeming van de informateur en formateur terug te geven aan de koning en deze weer apolitiek te maken. Hoe dan ook moet men een keer ophouden met het politieke plassertjes meten, want zoals Amerikanen graag zeggen: It is not about the size of the boat, but about the motion of the ocean.