De nieuwe regering zal naar verwachting geen succes worden en grote groepen Nederlanders zullen, als gevolg van reactionair idealisme, getroffen worden door het aanstaande kabinet. Daarnaast maken de vier rechtse partijen het, door de incoherentie van het Hoofdlijnenakkoord, zeer lastig voor de nieuwe ministerploeg (en de minister-president in het bijzonder) om samenhangend nationaal beleid uit te rollen. De ideologische onsamenhangendheid van het Hoofdlijnenakkoord maakt de kans bovendien groot dat er flinke fricties zullen ontstaan tussen de nieuwe ministers. In elk denkbaar opzicht lijken de vooruitzichten voor het kabinet-Wilders I dus ongunstig te zijn: een spoedige val van het kabinet ligt in de lijn der verwachting.

Reactionair idealisme ten koste van de rest van Nederland

Het Hoofdlijnenakkoord straalt een zeker reactionair idealisme uit. De traditionele bestaanswijze van de Nederlandse visser en boer worden door BBB en PVV gepercipieerd als een kernelement van het Nederlandse cultuureigen en de Nederlandse historie. Deze beroepsgroepen dienen dus vanuit economische (lokale werkgelegenheid), maar vooral vanuit historisch-culturele motieven zoveel mogelijk beschermd te worden. Natuurbescherming en de energietransitie dienen aangepast te worden aan die reactionair-idealistische visie van de primaire sector: de bestaans- en toekomstzekerheid voor de Nederlandse visser en boer wordt zodoende geprioriteerd.

Met het Hoofdlijnenakkoord wordt deze gedachtegang en deze visie op de primaire sector vastgelegd in concreet beleid. Met betrekking tot de energietransitie wordt er nog altijd ingezet op wind op zee, maar de realisatie van het grote potentieel aan windenergie op zee mag nooit ten koste gaan van het werkgebied van de vissers. In het Hoofdlijnenakkoord is het als volgt neergepend: ‘Windmolens komen zoveel mogelijk op zee, in plaats van op land, waarbij eerst gekeken wordt naar ruimte voor de visserij. Hier wordt een zorgvuldige balans gezocht.’

Bontenbal (CDA) merkte deze week terecht op dat er dan waarschijnlijk nadeligere maatregelen getroffen dienen te worden om het doel van 55% CO2-reductie te realiseren in 2030 (ten opzichte van 1990) als het volledige potentieel van windenergie op zee niet gerealiseerd zal gaan worden. Denk aan de-industrialisatie (dan is dus regionale werkgelegenheid opeens niet zo belangrijk), opschalen van energieproductie uit biomassa of strikte normering aan de vraagzijde. Maar wellicht ook meer wind op land (wat expliciet ontmoedigd wordt in Hoofdlijnenakkoord), waardoor meer burgers overlast ervaren van bijvoorbeeld slagschaduw.

Allemaal maatregelen dus die voor veel Nederlanders nadeligere gevolgen zullen hebben voor hun directe leefomgeving of waarbij de overheid genoodzaakt is om zich in te mengen in het leven van burger. Dergelijke maatregelen zullen het draagvlak voor de energietransitie zodoende geen goed te doen. En waarschijnlijk liggen NIMBY-praktijken (‘Not in my backyard’) -in het geval van bijvoorbeeld meer wind op land- ook op de loer. Dit kan de energietransitie bemoeilijken of zowaar vertragen. Het aanstaande kabinet wordt dus voor een fiks dilemma gesteld door de vier coalitiepartijen: ofwel pijnlijke klimaatmaatregelen initiëren die zeer impopulair zullen zijn, ofwel de klimaatmaatregelen uitstellen en doorschuiven naar het volgende kabinet.

Let wel dat dit dilemma door de vier coalitiepartijen- met name BBB- gecreëerd is. Allemaal om dat reactionaire ideaalbeeld van een fiere vitale Nederlandse visserij te bewerkstelligen. De particuliere belangen in casu de Nederlandse visserij worden dus geprioriteerd ten koste van de realisatie van de nationale, klimaatneutrale energievoorziening. Een groot deel van Nederland moet dus opdraaien voor de reactionaire zienswijze van de primaire sector van de BBB en de PVV. Dit zal het draagvlak voor het kabinet vanzelfsprekend geen goed doen.

Een ander paradepaardje van het Hoofdlijnenakkoord is de financiële steun aan de agrarische sector. Er wordt (additioneel) geld vrijgemaakt voor de herinvoering van rode diesel, de agrarische sector wordt met 1 miljard euro extra gesubsidieerd en boeren krijgen meer geld op hun rekening gestort voor agrarisch natuurbeheer. Dit gaat ten koste van andere beleidsdomeinen, met name op het onderwijs wordt flink bezuinigd: 1,5 miljard euro. En voor innovatie en de wetenschap wordt tevens geld ingetrokken. Op korte termijn worden onze boeren dus gepamperd met aantrekkelijke subsidies, ten koste van het toekomstige verdienmodel van Nederland en ten koste van de concurrentiepositie van Nederland. De jongere en toekomstige generaties worden derhalve benadeeld ten koste van de huidige boerenstand (0,6% van de Nederlandse beroepsbevolking). Er is, op grond van het bovengenoemde, een zichtbaar patroon te ontwaren: traditionele beroepsgroepen, zoals de boeren en de vissers worden met financiële en planmatige maatregelen bevoordeeld. Het gevolg is dat het algemene belang uit het oog verloren wordt, en allemaal ten behoeve van die reactionaire zienswijze van BBB en PVV: de traditionele beroepsgroepen die de ruggengraat zouden vormen van de nationale cultuur.

Ik spreek overigens ook doelbewust in de vorige alinea van: ‘korte termijn’ en ‘huidige boerenstand’. Er is immers flink gesneden in het stikstoffonds (3 miljard euro) waarmee agrariërs de omslag kunnen maken om conform de milieurichtlijnen hun agrarische onderneming voort te kunnen zetten, waarmee het Rijk de verplaatsing van boerenbedrijven zou kunnen bekostigen, en waarmee het Rijk garant zou kunnen staan voor een ‘warme sanering’ van boerenbedrijven. De achterliggende gedachte hiervan is dat ‘Brussel’ wel mee zal gaan in hun talrijke eisen met betrekking tot het bedingen van een uitzonderingspositie en de herziening van milieurichtlijnen, waardoor die omslag (en het bijbehorende gereserveerde geld ervoor) niet noodzakelijk meer is. Dat de EU het ondertussen helemaal gehad heeft met al die wensen en eisen van Nederland op dit punt, dat is men klaarblijkelijk vergeten. Het resultaat zal zijn dat het spreekwoordelijke ‘zoet’ voor de boeren al heel snel opgevolgd wordt met heel veel ‘zuur’.

Ideologische onsamenhangendheid

Het overeengekomen Hoofdlijnenakkoord is zeer onsamenhangend. Delen van het akkoord zijn gewoonweg langs partijscheidslijnen opgeknipt. De klimaatparagraaf is bijvoorbeeld een feitelijke continuering van Rutte IV daar zitten dus de vingerafdrukken van de VVD op, de BBB heeft de landbouw en de visserij evident geclaimd. En hoewel het overgrote deel van het migratiedossier rechtstreeks uit het VVD-verkiezingsprogramma afkomstig is, is het duidelijk dat de PVV dit dossier voor zijn rekening heeft genomen om een zo’n streng mogelijk migratiepakket te kunnen samenstellen binnen de grenzen (of op de grenzen) van de rechtsstaat. Dit raakt aan het onderdeel dat NSC voor zich heeft genomen: de rechtstaat en de vertrouwensrelatie tussen burger en overheid.

Deze onsamenhangendheid van het Hoofdlijnenakkoord zal ertoe leiden dat het beleid van de verscheidene departementen zullen conflicteren. Een voorbeeld is vanzelfsprekend de BBB-visie voor de landbouwsector tegenover de klimaatplannen en -doelstellingen van de VVD. De doelstellingen van 55% CO2-reductie in 2030 zullen naar alle waarschijnlijkheid met veel pijn en moeite behaald kunnen worden, indien er strikt vastgehouden wordt aan de reactionaire landbouwvisie van de BBB. En het wringt ook enigszins als het gaat om de voorgenomen plannen voor de verbetering van de democratische rechtsorde enerzijds en de strikte plannen rondom asielmigratie anderzijds. Enerzijds dient het komende kabinet namelijk middels de installatie van een constitutioneel hof e.d. de rechtsstatelijkheid van Nederland te verbeteren, en anderzijds gaat het komende kabinet de grenzen op zoeken van de wet om het naar eigen zeggen: ‘het strengste toelatingsregime voor asiel ooit’, te kunnen realiseren.

Voor de nieuwe minister-president en het ministerie van Algemene Zaken zal het een hels karwei worden om deze onsamenhangendheid van het akkoord -door de hoogstwaarschijnlijke ideologische verkokering van de departementen- aan de buitenwereld te kunnen verdedigen. Het zal daarnaast moeilijk worden om als minister-president een coherente visie te kunnen poneren op grond van dit akkoord. Rutte werd meermaals verweten dat hij visieloos was. Hij zou het ministerpresidentschap aanvliegen als een soort manager die conflicten binnen het kabinet probeerde te verhelpen. Gekscherend gezegd hebben we opnieuw zo’n minister-president nodig, want het ligt in de lijn der verwachting dat de verschillende ministers veelvuldig met elkaar gaan botsen door de incoherentie van het akkoord. In dergelijke situaties heb je iemand nodig die de plooien glad weet te strijken.

Vanwege de onsamenhangendheid van het akkoord, wordt het dus moeilijk voor de nieuwe minister-president en de nieuwe ministerploeg om met één mond te praten. De kans op een spoedige val van het kabinet ligt daardoor op de loer. Daar komt nog bij dat er allerlei fictieve bezuinigingen ingeboekt zijn, denk aan: de mindering van EU-afdrachten (1,5 miljard),het ontslaan van 22% van de ambtenaren (2,5 miljard) en de inperking van asielmigratie (1 miljard), waardoor het nieuwe kabinet (waarschijnlijk) impopulaire bezuinigen moet initiëren.

De nieuwe minister-president heeft verder geen enkel democratisch mandaat, omdat er naar een minister-president gezocht wordt die buiten de partijkaders van de vier rechtse partijen actief is, of die in de marges van die partijkaders opereert. Er wordt dus gezocht naar een man of vrouw die van een onsamenhangend Hoofdlijnenakkoord een coherente visie weet te smeden, die buitengewoon veel charisma heeft om zijn eigen democratische tekort te kunnen opvangen, die zeer rechts-conservatieve opvattingen erop nahoudt, die conflicten binnen de minsterraad afdoende weet te temperen en die zeer goede communicatieve vaardigheden heeft om de (hoogstwaarschijnlijke) financiële tegenvallers uit te kunnen leggen aan de buitenwereld. Dat zijn nogal wat competenties en vereisten voor de nieuwe minister-president om, als uithangbord van de regering, een succesformule te ervan te maken.

Kortom, mijn inschatting is dat dit kabinet te boek gaat komen te staan als een historisch dieptepunt van de parlementaire geschiedenis. Immers, de particuliere belangen van de primaire sector prevaleren, vanwege het reactionair idealisme, boven het algemene belang (energietransitie, toekomstige verdienmodel Nederland, de nieuwe en toekomstige generaties). De fictieve ingeboekte bezuinigingen zullen daarenboven ervoor zorgen dat er (nog) meer bezuinigd moet worden op de publieke sector.  Tot slot is de kans aanzienlijk dat het kabinet spoedig weer zal vallen. Het onsamenhangende karakter van het Hoofdlijnenakkoord zal er immers toe leiden dat ministeries verkokerd raken in ideologisch opzicht.

Wil je dit opiniërende platform steunen met een bescheiden financiële bijdrage? Scan deze QR-code dan!

Of steun het platform via deze link, u kunt via deze link een bedrag naar keuze invullen: https://buy.stripe.com/00g176ce24rc3Cg3cc

Plaats een reactie

Trending

Blog op WordPress.com.